PREKENBOEKENPLANK

 

 

Vijf preken over Bileam

(Numeri 22–24)

 

Numeri 22:1-22a

Numeri 22:28–23:12

Numeri 23:13–24:9

Numeri 24:10-24

Numeri 25:1-3

 

*

 

 

  

NUMERI 22:1-22a

De leer van Bileam
(1)

 

Voor de orde van eredienst worden hier enkele suggesties vermeld.
De psalmen en gezangen zijn uit het Gereformeerd Kerkboek.

 

Schriftlezing en tekst: Numeri 22:1-22a

Aanvangslied: Psalm 135: 2, 3

Na de Tien Woorden: Psalm 135: 5, 6 (in ochtenddienst)

Na Schriftlezing: Psalm 136: 1, 15, 16, 17

Na de Preek: Psalm 40: 2, 3

Na Geloofsbel. Van Nicea: Psalm 138: 1

Slotzang: Psalm 36: 3, 2 (in deze volgorde)

 

 

Geliefde Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Uit de preek die de apostel Petrus volgens Handelingen 2 op de eerste nieuwtestamentische Pinksterdag gehouden heeft weten we, dat toen de laatste dagen begonnen zijn. Wat? Is dat werkelijk zo? Begonnen de laatste dagen toen al? Ja, de laatste dagen beslaan die periode in de geschiedenis van de wereld waarin de naar de hemel opgevaren Christus als de heerser over alle groten der aarde alle volken regeert. Het is ook de tijd waarin alle volken bereikt moeten worden met het Evangelie.

      De Bijbel vertelt ons, dat aan het eind van die periode Satan alle volken zal mobiliseren in een laatste wanhopige poging de terugkeer van Christus te voorkomen. En zo probeert hij ook ons binnengaan in het ons beloofde land, de nieuwe hemel en aarde, te verhinderen. Zo leven we nu al in wat wel genoemd wordt de na‑christelijke periode, waarin een nieuw heidendom de kop opsteekt en zich laat gelden in secularisatie en kerkverlating, moderne theologie en vrije, zelfs tegennatuurlijke seksuele omgangsvormen. Ook zien we satans invloed in het feit dat veel mensen hun heil zoeken in occultisme en waarzeggerij. Het gaat allemaal gepaard met een groeiende immoraliteit, uitbrekend geweld, en seksuele misbruiken, tot in kerken toe.

      Satan is met name een meester in het gebruik van de wapens occultisme, valse theologie, en seksueel bederf. Daar moeten we allemaal maar goed op voorbereid zijn, als mensen die de Heilige Geest ontvangen hebben. Ik denk aan Paulus’ woorden in Efeziërs 5:18, waarin we worden opgeroepen tegenover de schandelijke werken der duisternis vervuld te worden met de Geest. Nu, om daarop goed voorbereid te zijn moeten we uit het door de Geest geïnspireerde Woord van God leren hoe Satans tactiek is. Die leren we duidelijk kennen zoals hij die toepaste toen hij het volk Israël wilde verhinderen binnen te trekken in het hun beloofde land Kanaän. Ten diepste ging het hem er om zo ook de beloofde eerste komst van Christus, zijn geboorte in Bethlehem, te verhinderen. Tegelijk mogen we dan ook tot onze bemoediging zien hoe onze God zijn volk te hulp kwam en ze er door hielp.

 

Ik verkondig u

JAHWEH, ONZE VERBONDSGOD, DIE ZIJN VOLK BESCHERMT TEGEN DE AANSLAGEN VAN HET HEIDENDOM.

We gaan zien

1.  HOE DE HEIDENSE KONING BALAK IN ZIJN AFKEER VAN ISRAËL EEN EIGENTIJDSE THEOLOOG TE HULP ROEPT (vss 1‑6)

2.  HOE SATANS HANDLANGER, OOK NOG UIT OP GELD EN MACHT, GODS TOORN TEGEN ZICH OPROEPT (vss 7‑22a)

 

 

1

 

Het volk Israël heeft heel wat meegemaakt. Nadat ze uit Egypte bevrijd zijn hebben ze op hun tocht door de woestijn allerlei moeiten ondervonden. Ze hebben onderlinge conflicten gehad; meermalen waren ze ongehoorzaam aan de HEER en werden ze gestraft. Ook zijn ze aangevallen door benden Amelekieten. Maar nu, na veertig jaren, staan ze dan toch op het punt Kanaän binnen te trekken. Sihon en Og, de koningen van de Amorieten en van Basan, hebben ze verslagen. Alles lijkt nu toch goed te gaan, hun militaire macht is door God gezegend, en ze kunnen verwachten dat het zo ook verder zal gaan.

      Toch staat hun nog wel een groot gevaar te wachten. In Kanaän krijgen ze namelijk niet alleen te maken met de militaire kracht van de Kanaänieten, maar ze zullen daar ook in aanraking komen met een andere cultuur. En wat is dat voor een cultuur? Het is een cultuur die volledig verdorven is door het ergste heidendom dat je je maar denken kunt, erger dan ze ooit in Egypte en onderweg hebben meegemaakt. Het is een afschuwelijke immorele cultuur. Maar om ze daarop voor te bereiden leidt God de geschiedenis op zo’n manier dat ze, nog voordat ze Kanaän zelf zullen binnentrekken, de gevaren van dat heidendom zullen leren kennen. Ze moeten de les leren hoe noodzakelijk het is zich niet aan te passen aan de cultuur van de hen omringende wereld, maar zich daarvan vrij te houden. En ook moeten ze ervaren dat alleen hun Verbondsgod hen tegen die gevaren beschermen kan.

      Op het moment waar onze tekst van spreekt hebben ze geen idee van wat er gaande is. Dat hebben ze pas later gehoord, achteraf. Immers, de geschiedenis die ons hier verteld wordt vond plaats in heidense landen, landen die nog in de macht waren van engelen van Satan. Een van die landen was Moab. Daar horen we over in de vss. 2 en 3. De Moabieten en hun koning Balak waren erg bang geworden. Maar waarom eigenlijk? Israël vormde toch voor hen geen bedreiging? De HEER had Israël zelfs verboden Moab aan te vallen. Ja, maar toen de Israëlieten Sihon, de koning van de Amorieten hadden verslagen, bezetten ze een groot stuk land dat de Amorieten vroeger van Moab hadden afgenomen. Dat konden de Moabieten in hun nationalisme niet verkroppen, en ze zouden het maar wat graag van de Israëlieten terug veroveren. Alleen maar, ze hadden ook gehoord van alles wat de HEER, Jahweh, Israëls Verbondsgod, gedaan had voor Israël. Daarom waren ze zo bang, en konden ze die Israëlieten niet uitstaan. Militair konden ze niets tegen Israël uitrichten. Maar wat dan wel? Nu, dan moeten er buitengewone maatregelen getroffen worden. En zo lezen we dan in vers 4 dat ze overleg gaan plegen met de oudsten van een andere stam, de machtige en krijgslustige nomadenstam van de Midianieten.

      Hun eigen koning Balak was waarschijnlijk zelf van Midianitische afkomst, want hij wordt hier de zoon van Zippor genoemd, een naam bijna gelijk aan die van Zipporah, met wie Mozes trouwde toen hij zich bij de Midianieten bevond.

      Koning Balak en die Midianitische oudsten bedenken een slim plan, zo lezen we in de vss. 5 en 6. Ze gaan de hulp inroepen van de beroemde en internationaal bekende theoloog en waarzegger Bileam. Die woonde in een land bij de Boven‑Euphraat, een land dat bekend stond om zijn vele waarzeggers en godenbezweerders oftewel theologen, kenners van de goden. Dat land lag ruim 6OO km Noordelijk vandaar. In dat land lag de stad Petor, een wetenschappelijk centrum waar de grote geleerden van die dagen woonden. Die hadden daar wat wij vandaag zouden noemen hun universiteit.

      Bileam (zijn naam betekent “Verslinder”) is de beroemdste van die geleerden, en daarom proberen ze zich van zijn hulp te verzekeren. Die man moeten ze hebben, met zijn geheimzinnige wapens die ontwikkeld zijn in de geheime techniek van het gebruik van natuurlijke en bovennatuurlijke krachten. Hij kan Gods zegenwoorden over die Israëlieten, die vanwege die zegenwoorden te sterk zijn voor Moab en zijn koning, hij kan die zegenwoorden van God zo uitleggen dat ze het tegengestelde gaan betekenen en zo tot een vervloeking worden.      Ja, het wapen van Bileam bestaat uit wat toen meestal toverij werd genoemd , het gebruik maken van magische theorieën en energieën. En nu denkt u misschien wel, maar wacht eens even, dat was toen toch meer bijgeloof dan wetenschap, meer theorie dan werkelijkheid? Nu, dat moeten we toch maar niet te gauw zeggen. De Bijbel neemt deze zoals we ze wel noemen occulte verschijnselen heel serieus. Mozes zegt (in Deut. 23:5) dat Jahweh niet wilde luisteren naar Bileam, omdat Hij Israël liefhad (dus niet omdat het maar bijgeloof was). En Jozua zegt later (in Jozua 24:9-1O) dat de HEER, in plaats van naar Bileam te horen, Israël redde uit zijn macht (er ging dus inderdaad sterke invloed en kracht van uit, waarvan ze gered moesten worden). En zelfs ongeveer duizend jaar later verwijst Nehemia nog naar de woorden van Mozes toen die zei dat de HEER Bileams vervloeking in een zegenwoord veranderde. Uit dit alles wordt wel duidelijk dat, hoewel de Bijbel het werkelijke bestaan van andere goden ontkent, de werkelijkheid van verdraaiing van Gods Woorden zelfs met behulp van magische krachten niet ontkend wordt.

      Want weet u wat hier met magische krachten bedoeld wordt? Hoewel er inderdaad een hoop bedrog en bijgeloof bij komt is echte magie de door mensen met bijzondere gaven ontwikkelde techniek om verborgen krachten te manipuleren. Het is een techniek (in onze tijd ook wel vergelijkbaar met wat nieuwe hermeneutiek wordt genoemd), die bij veel heidense religies gevonden wordt. Vaak wordt het ook wel “mana” genoemd: een geheime kracht die door hen die die gave hebben met min of meer succes kan worden aangewend om anderen te zegenen of met een vloek te treffen.

      Zij manipuleren krachten waartegen anderen, met hun door gewone zintuigen van zien, horen, voelen, ruiken en proeven verworven kennis, niets kunnen doen. Nu is het wel zo dat veel in onze moderne wetenschap en techniek (zoals bijv. het gebruik van elektriciteit) door mensen van toen ook als magie of als toverij zou zijn ervaren; maar toch is het iets totaal anders. Magie wordt uitgeoefend door het in contact komen van iemands menselijke geest met andere, verborgen geestelijke krachten.

      Dit heidense geloof vindt men ook vandaag over de hele wereld verspreid, bijv. in Hindoeïsme en Boeddhisme en in het Chinese Taoïsme. Het was ook bekend bij de Grieken en de Romeinen, waar het de zo genoemde gnostiek beïnvloedde, en het gaat terug op de oude godsdiensten van de Babyloniërs, de Perzen, en de Kanaänieten. Men gelooft dan in een soort kosmische orde van bovennatuurlijke en universele krachten, waar zelfs de goden aan onderworpen zijn. Hindoes noemen het de “rite”, anderen noemen het het lot, noodlot of fortuin, geluk (cf. Jesaja 65:11). Onze moderne loterijen zijn nog een overblijfsel van dat heidense geloof, en daarom alleen al zo verwerpelijk. Het wordt beïnvloed en gemanipuleerd door middel van een bepaald ritueel, zoals yoga, meditatie, het Chinese “yin en yang”, met kaartleggen en astrologische schema’s. Ook de rubrieken in kranten vandaag over wat de sterren zeggen gaan terug op dat heidense geloof, waar we dus maar niets mee te maken moeten hebben.

      Omdat volgens dat geloof ook de goden aan die krachten onderworpen waren kon een knappe theoloog of waarzegger die krachten gebruiken om zelfs de goden naar zijn hand te zetten. En dat was dan ook precies de bedoeling met het inroepen van de hulp van Bileam. Bileam stond in die tijd bekend om zijn verbazingwekkende bekwaamheid in het manipuleren van de goden, op zo’n manier zelfs dat hij de zegen van een god voor zijn volk het tegendeel kon laten zeggen, door die god als het ware te dwingen zijn volk te vervloeken.

      En nu begrijpt u het wel. Als koning Balak die Bileam kan laten overkomen om hem te helpen, dan kan hij die God van Israël, Jahweh, tegen hen keren. Israël zal dan zwak worden doordat het van de kracht van de zegen van zijn God beroofd is. Het kan dan makkelijk verslagen worden door de Moabieten, en uit hun vroegere land verdreven worden.

      En wat dacht u, zou Satan ook vandaag niet graag de theorieën en verborgen krachten waar veel mensen hun heil in zoeken gebruiken om ook ons zwak te maken en zo alsnog te verslinden? Niet voor niets waarschuwt onze Heer Jezus Christus zelf ons tegen de leer van Bileam, in zijn brief aan Pergamum, Openbaring 2:14-16. Het is een leer die leidt tot schaamteloze seksuele misdragingen (zie Numeri 25) door een betoverende vermenging van wat Gods volk moet kenmerken met de seculiere wereld en haar afgoden.

 

 

2

 

Maar nu gaan we zien hoe deze handlanger van Satan Gods toorn tegen zich oproept. De oudsten van Moab en van Midian gaan met een zak vol geld bij zich op weg (zie vs.7), en bij Bileam aangekomen brengen ze hem de boodschap van koning Balak over. En wat gebeurt er dan? Deze Bileam, die handlanger van Satan, die Gods spreken in zijn tegendeel wilde veranderen, haalt zich de toorn van God op de hals.

      En weet u waarom God zo boos werd op Bileam? Dit is de reden daarvan: omdat God zijn volk lief heeft, omdat Hij zijn kinderen niet wil laten verslinden door deze heidense praktijken. Omdat de HEER trouw is aan zijn belofte, dat het zaad van de slang het niet zal winnen van het zaad van de vrouw, maar door Hem, de komende Christus, zal overwonnen worden.

      Toen de afgevaardigden van koning Balak aan Bileam vertelden dat die Israëlieten die hij vervloeken moest uit Egypte gekomen waren wist Bileam zomaar direct dat zij het volk van de God Jahweh waren. Dat blijkt uit zijn reactie in vers 8. Hij nodigt hen uit om die nacht maar te blijven logeren, zodat hij ze de volgende morgen het antwoord van Jahweh, kan meedelen.

      We vragen ons natuurlijk af hoe hij zomaar wist en dus zeggen kon dat de God die hij zou gaan raadplegen Jahweh heette. Die boodschappers hadden hem dat niet gezegd. Nu waren geleerden of magiërs zoals Bileam tegelijk ook wat wij vandaag diplomaten noemen. Ze waren verbonden aan de paleizen van koningen. Denk maar aan de wijzen in Egypte die veertig jaar eerder door Mozes ontmoet werden in het paleis van de Farao, en die toen daar Jahweh’s verlossingswerk tegenstonden.

      Zulke wijzen die zich ophielden in regeringskringen hadden net als die in onze tijd hun internationale contacten; en net als hedendaagse geleerden bezochten ze ook wetenschappelijke congressen. Op die manier moet Bileam gehoord hebben van de ervaringen van zijn Egyptische collega’s, toen diezelfde Jahweh Israël had verlost van hun praktijken en hun goden.

      Door nu zo zelfverzekerd te doen alsof hij wel eventjes met die God Jahweh in contact zal treden geeft hij aan Balaks afgevaardigden de indruk dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. Ja hoor, ik kan dit best voor elkaar krijgen, ik ken die God Jahweh wel, ik zal vannacht wel even contact met hem opnemen, en morgenochtend jullie vertellen wat Hij gezegd heeft.

      Heeft Bileam dan inderdaad die nacht geprobeerd in contact te komen met Jahweh, de Verbondsgod van Israël? Ik moet eerlijk zeggen, gemeente, dat we dat niet kunnen weten. Maar dit weten we wel, dat Bileam uitging van het geloof dat ieder volk zijn eigen god heeft, en dat hij dan ook geprobeerd heeft om in contact te komen met het gebied van de geesten dat door de duivel beheerst wordt. En daarbij was dan dit zijn bedoeling: uit te vinden hoe hij de geestelijke zegenkracht waarover Israël volgens hem beschikte en waardoor zij hun God Jahweh voor hen lieten werken zou kunnen beïnvloeden en zelfs in zijn eigen macht zou kunnen krijgen.

      Ja, dat moet zijn bedoeling geweest zijn. Maar weet u wat er toen gebeurde? Dat is hem niet gelukt. In plaats dat Bileam er in slaagde contact te maken met de geestenwereld, nam Jahweh het initiatief over door zichzelf aan Bileam te openbaren. Zo staat het in vers 9: “God nu kwam tot Bileam, en sprak tot hem”. God komt zelf van boven naar de aarde om voor Zijn volk te strijden tegen dit instrument van Satan, die Bileam die zich heeft overgegeven aan de geestelijke machten in de lucht die de vernietiging van Gods volk beogen. En dat probeert hij door het ongedaan maken van de zegen van het Verbond, de zegen die bestaat in de komst van Jezus Christus in het hun beloofde land Kanaän.

      Gemeente, wat een bemoediging voor ons, nu we ook in onze tijd in allerlei vormen een dergelijke betoverende tactiek tegen God en zijn kerk ondervinden.

      God nu kwam tot Bileam, zo lezen we in vers 9, en zei tot hem: “Wie zijn die mannen daar bij u?”; en Bileam moet nu precies opbiechten waar ze voor zijn gekomen en wat ze willen van hem. En dan zegt God tot hem in vers 12: “Je zult niet met ze meegaan, je zult dat volk niet vervloeken, want het is en blijft gezegend”.

      Nu, dat was niet wat Bileam had verwacht. Maar hij geeft het niet op. Tegenover zijn bezoekers houdt hij de schijn op dat hij in elk geval voor een deel succes heeft gehad. Hij kan ze vertellen dat hij ech contact heeft gehad met de God van Israël. En als koning Balak dat hoort van zijn afgevaardigden zou dat zelfs een reden voor hem kunnen zijn om Bileam nog meer geld te beloven. En dus stond Bileam ’s morgens vroeg op, zo lezen we in vers 13, en zei tot Balaks afgevaardigden: Ga maar terug naar je land, want Jahweh heeft geweigerd mij permissie te geven met je mee te gaan”.

      Bileam is wel slim. Hij vertelt ze niet alles. Hij zegt er niet bij waarom de HEER hem dat niet heeft toegestaan; want dan zou koning Balak misschien niet terugkomen en hem nog meer geld beloven voor een nieuwe poging. En dat had Bileam goed uitgekiend. Zij rapporteren aan de koning dat Bileam zelf heeft geweigerd mee te gaan, en koning Balak concludeert daaruit dat verder onderhandelen geboden is. En dus stuurt hij een tweede delegatie, diplomaten met een hogere rang, en met de belofte van een hogere beloning.

      Maar Bileam houdt hen als een slimme onderhandelaar aan het lijntje. Hij brengt ze ervan onder de indruk hoe familiair hij al geworden is met die God van Israël door nu over Hem te spreken als “Jahweh, mijn God” (zie vs. 18). En dan gaat hij weer ’s nachts proberen om met zijn magische techniek uit te vinden wat Gods wil is; niet om die wil van God te gehoorzamen, maar om die wil van God te manipuleren en naar zijn hand te zetten.

      Ja, dat is wat Bileam denkt dat hij kan doen. Maar ook nu weer neemt de HEER zelf het initiatief, zo lezen we in vers 2O, en openbaart Hij Zichzelf aan Bileam. En God zegt dan tot hem: goed, je wilt zo graag meegaan met die lui. O.K., ga dan maar. Maar je bent gewaarschuwd: “alleen het woord dat Ik tot je spreken zal, zal je spreken!”

      Dit is natuurlijk precies het tegenovergestelde van wat Bileam wilde, want hij wilde de goden laten doen wat hij wilde. Maar hij geeft het nog niet op. Hij zal wel zo geredeneerd hebben: dat zien we dán wel weer. In elk geval word ik niet meer tegengehouden. Dit betekent dat Bileam Gods weigering niet heeft opgevat als een Goddelijk bevel dat gehoorzaamd moest worden. Nee, als een echte heiden zag hij dat alleen maar als een “taboe”; en als je met een “taboe” te maken krijgt dan is het beter om maar voorzichtig te zijn. En daarom, nu dit “taboe” uit de weg is geruimd, waarom zou hij niet gaan? Dus “stond Bileam ’s morgens op, zadelde zijn ezelin, en ging met de vorsten van Moab mee”.

      Hieruit blijkt dat Bileam er geen idee van had dat wat hij beschouwde als een “taboe”, als een hindernis in de geestenwereld, in werkelijkheid een daad van Jahweh zelf was, die het hart van Bileam verhardde vanwege zijn ongehoorzaamheid aan Gods bevel. Dat is dan ook waarom we lezen in vers 22: “Maar de toorn van God ontbrandde toen hij ging”. Bileam had nog steeds niet door dat Jahweh niet is zoals de goden van de andere volken, onderworpen aan krachten die ze zelf niet onder controle hebben.

      Er waren eigenlijk twee redenen waarom Gods toorn ontbrandde. In de eerste plaats vanwege Bileams ongehoorzaamheid. Maar vooral vanwege Gods liefde voor zijn volk: omdat de HEER Israël, zijn kerk, liefhad.

      Gemeente, hieruit weten wij dat dezelfde Verbondsgod die vandaag om Christus’ wil zijn kinderen liefheeft vertoornd is op allen in deze wereld die het op zijn kerk gemunt hebben, om Gods kinderen kwaad te doen. Want intussen is Gods eigen Zoon op aarde gekomen om de hoogste prijs te betalen, zijn eigen bloed, om ons van de vloek de verlossen en met zijn zegen te vervullen.

      Nu in onze tijd een groeiend nieuw heidendom Gods kerk beïnvloedt en bedreigt, en Satan zijn krachten mobiliseert tegen Gods kinderen, nu mogen we ook uit deze geschiedenis weten dat en hoe God zelf tussenbeide komt. De HEER laat Golgotha en de opstanding niet krachteloos maken; ook niet door een moderne theologie, of door een New Age beweging.

      Broeders en zusters, gelooft u dat? Gelooft u dat Gods hand niet alleen merkbaar is in zichtbare natuurkrachten zoals stormen en aardbevingen en overstromingen, maar ook in wat onzichtbaar rondgaat in de geestenwereld waar Gods engelen strijden tegen de machten der duisternis?

      Plaats daarom uw vertrouwen alleen in de HEER, in plaats van het te verwachten van knappe diplomaten en geleerde wetenschappers, politici en filosofen, om maar niet te spreken van nieuwe hermeneutiek-theologen.

 

AMEN

 

 

*

[ terug naar boven ]

 

 

Numeri 22:28–23:12

De leer van Bileam (2)

 

Voor de orde van eredienst worden hier enkele suggesties vermeld. De psalmen en gezangen zijn uit het Gereformeerd Kerkboek.

 

Aanvangslied: Psalm 34: 1

Na de Tien Woorden: Psalm 34: 4, 5 (in ochtenddienst)

Schriftlezing: Numeri 22:28–23:12

Na Schriftlezing: Psalm 35: 1, 2, 3, 4

Na de Preek: Psalm 91: 1, 2

Tekst: Numeri 22:28–23:12

Na Geloofsbel. Van Nicea: Gezang 6: 4

Slotzang: Psalm 36: 2, 3

 

 

Geliefde Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Balak, de koning van Moab, had een delegatie gestuurd naar het Noorden van Mesopotamië, in de buurt van Syrië, om de hulp in te roepen van de wereldberoemde theoloog Bileam. Zelfs bijna 700 jaar later werd hij in die streek nog steeds geëerd. Je zou hem wat dat betreft kunnen vergelijken met beroemde wetenschappers in onze tijd zoals bijvoorbeeld de natuurkundige Darwin.

      Bileam was op Koning Balaks uitnodiging ingegaan omdat hij de Israëlieten verdrijven wilde, die naast de grenzen van zijn land waren gelegerd.

Koning Balak en zijn mensen verkeerden in een staat van paniek, omdat ze begrepen dat de Israëlieten militair onoverwinnelijk waren vanwege de bescherming die zij genoten onder de zegen van hun God Jahweh.

      Balak was tot de conclusie gekomen dat het enige dat nog geprobeerd kon worden was die zegen ongedaan te maken door die in een vloek te veranderen. En daar had hij dus Bileam voor nodig, want van hem was bekend dat hij de macht bezat om achter de wil van de goden te komen, en die dan te beïnvloeden door middel van geestelijke krachten waar zelfs de goden aan onderworpen waren. Bileam moest dus komen om Israël onder de ban van een vloek te brengen.

      Nu is de letterlijke betekenis van een vervloeking een gat ergens inprikken, iets doorboren; in dit geval dus: een gat boren in Israëls zegen. De zegen van een god over zijn volk werd namelijk gezien als een soort energiebron. Als je daar een gat in kon boren, dan zou die energiebron leeglopen, net zoals dat gebeurt met een ballon als je daar in prikt, of een fietsband die lek gestoken wordt en waar je dan niets meer mee kan doen.

      Ook in onze tijd gebeurt dat wel, maar dan d.m.v. diplomatieke en theologische beïnvloeding en daar op volgende actie. Door een actie van bijvoorbeeld zoiets als een investment‑verbod of een handelsembargo of het verhogen van de belasting op producten uit een bepaald land af te kondigen, probeert men de kracht van een ander land te ondermijnen, en het op die manier te dwingen z’n politiek te wijzigen. Daartoe wordt ook nu het advies van deskundigen ingeroepen, van economische en diplomatieke deskundigen.

      Nu was Israël anders dan de landen in onze moderne tijd, en dat gold ook van de haar toen omringende landen. De goden, of beter de afgoden van veel landen in onze tijd zijn: hun natuurlijke rijkdommen en hun nationale productiviteit en economische groei, hun vakbonden en de aandelenmarkten, etc. Ook die machten of goden in onze na‑christelijke of zelfs heidense tijd kunnen gemanipuleerd worden, net als de goden van de volken in Israëls tijd. Het kan ook gaan om het opleggen van ideologieën, zoals democratische vrijheid of gelijke rechten voor ieder mens, vrijheid voor homoseksuele relaties, abortus, feminisme, etc.

      Maar gemeente, nu mag ik u tot bemoediging van allen die hun vertrouwen op de HERE stellen, verkondigen uit het Woord van God in onze tekst, dat Zijn zegen en Zijn vloek niet door mensen gemanipuleerd kunnen worden, niet door machten buiten de kerk, maar ook niet door kerkmensen zelf. Onze tekst vertelt ons dat Gods zegen niet afhangt van menselijke verbeelding en interpretaties, maar van hoe God zelf zich bekend maakt. Wij delen nooit automatisch in Gods zegen omdat wij nu eenmaal zijn kerk zijn; maar ook kan niemand Gods zegen van ons afnemen d.m.v. hun ideologische of theologische denkbeelden. Nee, wij kunnen alleen in Gods zegen delen door eerbiedig en gehoorzaam te luisteren naar wat God zelf tot ons zegt in zijn Woord.

 

Ik verkondig u

DE GOD VAN ISRAËL DIE ZIJN ZEGEN HANDHAAFT

1. DOOR BILEAM AAN DE KAAK TE STELLEN ALS EEN DWAZE THEOLOOG

2. ONDANKS BILEAMS SLUWE ONDERHANDELINGS TACTIEK

3. DOOR BILEAM IN TE SCHAKELEN ALS INSTRUMENT IN ZIJN HAND

 

 

1

 

Toen er een tweede delegatie van koning Balak bij hem aangekomen was ging Bileam met hen mee. Tenslotte was er een hoop geld te verdienen; en ook, hij moest toch zeker zijn internationale reputatie waar maken? Maar de toorn van God ontbrandde toen hij ging, omdat hij ging met nog steeds de bedoeling om Israël te vervloeken. Maar de HERE had hem duidelijk gemaakt: o.k., ga dan maar; “maar alleen het Woord dat Ik tot u zeggen zal, zult u spreken.”

      Het was dus totaal zinloos voor Bileam dat hij ging. Maar het was nog steeds zijn bedoeling om te proberen Gods gedachten te veranderen, door God met alle daartoe beschikbare middelen in zijn eigen macht te krijgen, zodat hij alsnog Israël zou kunnen vervloeken en zo zijn beloning in handen kon krijgen.

      Het is dus wel duidelijk dat niet de HERE (zoals sommige zgn. uitleggers beweren), Zichzelf tegen sprak door Bileam te verbieden Israël te vervloeken, en hem dan nu toch zijn gang te laten gaan. Het is net andersom. De HERE laat op deze manier duidelijk uitkomen wat voor een oneerlijk mens, ja, wat voor een manipulator die Bileam is. Bileam doet alsof hij gehoorzaam wil zijn, maar tegelijk houdt hij zijn eigen plan vast. Hij houdt om zo te zeggen, twee ijzers in het vuur.

      Dit is dan ook de reden dat de HERE nu aan Bileam zo’n duidelijke niet mis te verstane waarschuwing gaat geven. Het is deze waarschuwing, dat de HERE zijn volk zal beschermen als hun liefhebbende Vader, met het oog op de beloofde zegen, de komende Messias, Jezus Christus. En zo duidelijk zal die waarschu­wing zijn, in woorden en in daden, dat daar geen menselijke interpretatie bij nodig is, niet van geleerden, zoals dat bij de zogenaamde wil van de afgoden altijd het geval is.

      De Engel des HEREN kwam neer naar de aarde, als Bileams tegenstander, en als Israëls Verlosser. Uit de woorden van de Engel in vers 35 blijkt dat die Engel God zelf is. We weten dat, voordat God zich persoonlijk op aarde bekend maakte in de geboorte van zijn Zoon in Bethlehem, Hij zijn Zoon op aarde deed verschijnen in de gestalte van de Engel des HEREN. We zien hier dus Christus, onze Verlosser aan het werk, die Bileam daar letterlijk in de weg ging staan.

      En wat gebeurt er? Die beroemde ziener en wetenschapper, die zich verbeeldde dat hij de geheimen van de natuur en van de eeuwige natuurwetten kende en die dacht dat hij zelfs bovennatuurlijke krachten kon aanwenden om de goden naar zijn hand te zetten: de man ziet die Engel niet eens, terwijl zijn ezel Hem wel ziet!

       Stel u voor, die wereldberoemde “ziener”, die zogenaamde “helderziende”, hij ziet de Engel niet eens, terwijl zijn ezel Hem wel ziet! Hij heeft zomaar ineens vergeten dat dieren gevaren vaak aanvoelen voor dat wij het in de gaten hebben. Bijvoorbeeld bij een tsunami vertrekken de dieren als eerste naar hoger gelegen land.

      Maar Bileam, een intellectueel, die zich zelf als ziener zag, had daar toch zeker aan moeten denken. Nu was het in dit geval niet een gewoon natuurverschijnsel waardoor deze ezel zo vreemd deed. Maar hier is het de ezel die reageert op Gods aanwezigheid ter plekke, terwijl onze Heer daar Bileams zintuigen voor sloot.

      De HERE, Jahweh, heeft tot twee maal toe zelf het initiatief genomen door met Bileam te spreken toen die zogenaamde ziener nog thuis was. Bileam dacht toen nog steeds dat de HERE net zo was zoals hij zelf, en dus een god waarmee hij contact kon maken en kon beïnvloeden.

      Dat is dan ook de reden, gemeente, waarom de HERE dit wonder doet, dat Hij Bileams ezel laat spreken als met een menselijke stem en met verstaanbare woorden. Het is zoals later de apostel Petrus het zegt (in 2 Petrus 2:16), “het stomme lastdier, dat met mensenstem sprak, heeft de dwaasheid van de profeet verhinderd.” Een dwaze theoloog, die denkt de goden te kunnen sturen waar hij wil, moet zich laten leiden door een ezel. Zo drijft God de spot met de man, en zet hem voor altijd te kijk. Het is Goddelijke ironie!

      Maar dan opent God de ogen van deze verblinde, zich zelf gedachte helderziende, en zegt tot hem dat Hij hem gedood zou hebben als hij verder gegaan zou zijn. Bileam heeft dus als het ware zijn leven te danken aan zijn ezel, die hij geschopt en geslagen heeft. Het is als boos worden op je auto omdat deze niet starten wil. En je denkt dat een trap tegen het blik geven je zal helpen.

      Bileam begrijpt nu wel dat hij een fout gemaakt heeft, en hij moet het nu wel toegeven. Dus zegt hij tot de Engel des HEREN (vs. 34), “Ik heb gezondigd, omdat ik niet wist dat U zich op de weg tegenover mij gesteld had.”

      Ja, maar dat woord “gezondigd” heeft hier geen ethische of religieuze betekenis; het betekent alleen maar: ik heb me vergist. Als een helderziende had ik natuurlijk moeten aanvoelen wat zelfs zijn ezel had opgemerkt, en nu moet hij toegeven en bekennen dat hij, de beroemde theoloog, niet eens wist dat God zelf daar tegenover hem stond.

      Hij moet toegeven dat hij een mislukkeling is, een onkundig Godgeleerde. En nu begrijpt hij dat hij maar beter weer naar huis kan gaan, en dus zoekt hij een excuus daarvoor door aan de erkenning van zijn fout toe te voegen: “nu, indien het kwaad is in uw ogen, wil ik wel omkeren.”

      Ja, maar zo gemakkelijk komt hij er niet van af. Want niet alleen Bileam moet op zijn plaats gezet worden, maar ook koning Balak, en de hele heidense wereld moeten hun plaats kennen. Eerst had onze HERE Bileam verboden te gaan om Israël te vervloeken, toen was hij toch gegaan. En nu moet hij gaan, maar niet om Israël te vervloeken, maar om het in plaats daarvan te zegenen!

 

Gemeente, hier zien we de stijl van Christus’ verlossingswerk, ook voor onze tijd. Wat voor kwaad er ook mag worden beraamd tegen de kerk van God, en wat ook Gods kinderen overkomen mag, Hij beschermt ze ertegen, of keert het juist voor hen ten goede. Ja, zo werkt onze God. Hij werkt geloof, daar waar regeringen het proberen te onderdrukken.

 

 

2

 

We gaan nu zien hoe God zijn zegen handhaaft ondanks Bileams onderhandelen als een sluwe diplomaat.

       Zodra de weg weer vrij was ging Bileam verder. Balak kwam hem aan de grens tegemoet, dicht bij waar Israël gelegerd was. De koning verweet Bileam direct al zijn eerste weigering om te komen: geloofde je soms niet dat ik je royaal betalen zal voor je diensten?

      Het antwoord van Bileam is diplomatiek. Ik ben er nu toch? Met andere woorden; dat deel van het contract ben ik nagekomen, en dat deel van de beloning heb ik dus nu al recht op. Hij voegt er wel iets aan toe. Hij vertelt de koning niet dat hij Israël niet mag vervloeken, omdat het door God gezegend is, en dat ook blijft; want dan had hij moeten zeggen: Jammer, majesteit, maar u kunt uw geld houden; ik ben wel gekomen, maar niet om te doen wat u van me gevraagd hebt, want God heeft me dat verboden.

      Nee, dat zegt hij niet. Hij verdraait Gods woorden tot hem zo dat het in elk geval voor hem voordelig zal zijn. Zijn antwoord komt hier op neer, dat hij zegt: U moet niet denken dat het makkelijk zal gaan, dat ik eenvoudigweg kan zeggen wat u wilt dat ik zeggen zal. Nee, zo werkt het niet; ik kan alleen maar zeggen wat de goden me in de mond leggen. Het wordt dus een heel moeilijke klus. Door het zo te stellen suggereert hij aan de koning dat als het hem lukken zal, de koning daar wel een flinke som geld voor zal moeten betalen.      Ook maakt hij zo duidelijk dat als het niet lukt de koning hem daar niet de schuld van moet geven. Een helderziende kan niet maar zelf zijn woorden kiezen (dat zou makkelijk zijn, dat kan iedereen wel). Nee, het woord dat God (of de goden) in mijn mond zal leggen zal ik spreken. Maar hij blijft verzwijgen wat de HERE van begin af aan al tot hem heeft gezegd: Je zult het volk niet vervloeken, want ze zijn gezegend!

      Nee, in plaats van dat hij koning Balak eerlijk laat weten hoe de zaken staan, laat hij zich trakteren aan een vorstelijke maaltijd (vs. 4O), waar hij eet van de offeranden die de koning aan de goden geofferd heeft. De man blijft een sluwe diplomaat! Hij heeft zijn beloning veilig gesteld, en tegelijk zich gedekt voor de mogelijkheid dat hij geen succes heeft. Ook geeft hij de indruk dat hij zich houdt aan het bevel van de HERE, en tegelijk doet hij mee aan de voorbereidingen voor wat volgt, het leggen van Israël onder de ban van vervloeking. Wie de politiek kent vandaag de dag, zal dat spreken met dubbele tong gemakkelijk herkennen.

 

 

3

 

En toch, ondanks het sluwe diplomatieke spel van Bileam gaat de HERE hem gebruiken als Zijn instrument om zijn plan tot verlossing van zijn volk bekend te maken. Dat gaan we in de derde plaats zien.

      Na het brengen van de offers zoekt Bileam naar tekens in de ingewanden, het hart en de lever van de offeranden; dan gaat hij naar een kale hoogte, waarschijnlijk om de vlucht van vogels te bestuderen, en op het geluid van de vogels te letten. Uit die tekenen hoopt hij te concluderen wat hij kan doen, en hoe hij zijn orakel, zijn toverspreuk, zal formuleren om Israël te vervloeken.

      Maar weer gaat alles anders dan hij had verwacht. Hij krijgt de kans niet zelf iets te formuleren, maar zonder enige formaliteit legt de HERE Zijn woorden in Bileams mond, en stuurt hem terug naar koning Balak om Gods woord te spreken.

      Dit betekent, gemeente, dat niet wat mensen bedenken of ervaren aangaande zegen of vloek beslissend is, maar alleen wat God zelf zegt in en door Zijn Woord! En dat lezen we dan ook in verzen 7‑1O.

      Eigenlijk staat er niets nieuws in. Het is een bevestiging van het feit dat Israël gezegend is, en dat Israëls God niet toelaat dat het vervloekt zal worden. En waarom niet? Omdat Israël anders is dan de andere volken, omdat het Gods bijzonder eigendom is. Bileam moet hier uitspreken dat God zijn Verbond met Abraham blijft houden en zijn beloften aan Abraham vervult. Het getal van zijn nakomelingen zou zijn als het stof der aarde, en zo is het geworden. Israël is, voor ieder zichtbaar, zo rijk gezegend, dat Bileam niets anders er aan kan toevoegen dan de wens, dat hijzelf in die zegen zou mogen delen.

      En dus is dit de boodschap die tot ons komt uit dit Schriftgedeelte: Als God zegent, wie kan dat ongedaan maken? Als Christus voor ons is, wie kan tegen ons zijn? En waarom is dat zo? Is dat dank zij Israëls eigen kracht, of misschien vanwege Israëls trouw? Maar het bijzondere is, Israël wist niet eens wat er allemaal gebeurde, daar boven hun hoofd, op dat bergterras. Dat werk van God hield God aanvankelijk verborgen voor zijn kerk. Het was ook niet vanwege hun trouw dat God naar hen omzag.

 

Gemeente, wij zijn niet gezegend vanwege onze trouw, zodat God wel naar ons moet omzien. Nee, broeders en zusters, Gods zegen hangt alleen af van wat God zelf wil. Gods zegen hangt af van zijn aan ons bekend gemaakte wil, zijn Verbondsbeloften die Hij aan ons heeft gegeven in Zijn Woord.

      Alleen dat is beslissend. Bileam wilde zijn eigen ervaringen van hier beneden vast houden.

      En toch werd hij gedwongen Gods Woord te spreken; maar hij heeft er zelf geen profijt van gehad. Hij bekeerde zich niet.

      Zo komt het ook op ons af: hoe weten we of wij delen in Gods zegen? Het antwoord is: Niet automatisch, alsof wij Gods zegen, de vervulling van Zijn verbondsbeloften, zouden kunnen manipuleren, deze naar onze hand kunnen zetten. Ook niet door het te doen voorkomen of zoals wij het zien en doen natuurlijk gelijk is aan de wil van God. Wij hebben toch de Geest.

      Nee, nee, wij moeten Gods beloften geloven en zijn geboden liefhebben zoals ze zijn vervuld in en door Hem, die Bileam tegen kwam op zijn weg tussen de wijngaarden; en die Satan versloeg toen Hij voor ons stierf aan het kruis. Dat onze goede God ons dat geeft.

 

AMEN

 

 

*

[ terug naar boven ]

 

 

Numeri 23:13–24:9

De leer van Bileam
(3)

 

Voor de orde van eredienst worden hier enkele suggesties vermeld. De psalmen en gezangen zijn uit het Gereformeerd Kerkboek.

 

Aanvangslied: Psalm 105: 1

Na de Tien Woorden: Psalm 105: 3, 4 (in ochtenddienst)

Eerste Schriftlezing: Numeri 23:13-24:9

Na eerste Schriftlezing: Psalm 67: 1, 2

Tweede Schriftlezing: Deuteronomium 18:9-15

Na tweede Schriftlezing: Psalm 135: 9, 10, 11

Na de Preek: Psalm 138: 1, 2

Na Geloofsbel. Van Nicea: Gezang 2: 5

Slotzang: Psalm 56: 4

 

 

Geliefde Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Bij het horen van deze geschiedenis moet je haast wel denken aan kleine kinderen die iets willen van hun ouders, en hoe ze zich gedragen als hun ouders niet willen doen wat ze vragen. Vaak gebeurt het dan dat die kinderen maar blijven zeuren. Op die manier proberen ze hun ouders van gedachten te doen veranderen.

      Soms lukt het ze ook. Een vader of moeder kan tenslotte zo murw gemaakt worden door hun gezeur dat ze zich laten meenemen en er vrede mee hebben dat ze zeggen: goed, goed, heb je zin dan maar. Of ouders tonen zich boos en geven een gepaste straf. Want het is echt verkeerd als kinderen de woorden van hun ouders niet serieus nemen.

      Nu moeten kleine kinderen dat nog leren. Maar dit gedrag komt ook voor bij volwassenen; en het gebeurt ook wel in de kerk. Ik denk bijvoorbeeld aan mensen die hun idee over de positie van mannen en vrouwen in de kerk, of in de maatschappij en huwelijk, hoe seksuele relaties, en verder ook hun idee over wat het doel van de kerk is. Is dat het bewerken van sociale gerechtigheid en het bereiken van verzoening, en of dat ook in de kerk vorm moet krijgen en die desnoods daarvoor het woord van God verdraaien moet, en maar blijven zeuren over deze onderwerpen, omdat ze anders hun idee niet kunnen slijten aan hun luisteraars. En dat is echt heel iets anders dan luisteren naar wat onze Heer zegt en gehoorzamen aan zijn wil. Soms laat onze Heer ook dat toe in Zijn regering van alle dingen en staat onze God met Zijn tweesnijdend zwaard van het woord op de weg om in deze zaken aan te wijzen dat Hij gehoorzaamd wil zijn.

      Die manier van doordrukken en manipuleren van je eigen idee verraadt een heidense manier van denken. Zo zijn de heidenen namelijk gewend om te gaan met hun priesters en hun goden. Nu zeg ik erbij dat als heidenen zo doen, dan is dat best begrijpelijk. Hun afgoden maken hun wil namelijk niet duidelijk bekend. Wat die afgoden willen moet opgemaakt worden uit allerlei voortekenen, hoe de vogels vliegen, of uit de stand van de sterren, en daar heb je de hulp van priesters of waarzeggers of astrologen voor nodig, die dat dan voor je interpreteren.

      En als dan de wil van de goden je niet bevalt, dan ga je terug naar die waarzeggers of die priesters. Die beweren immers dat ze zelfs de goden kunnen beïnvloeden, en hun wil kunnen veranderen als ze maar de juiste formules en het juiste ritueel toepassen, en dat op het geschikte moment en op de goede plaats doen.

      Maar nu zou het natuurlijk wel heel vreemd zijn als ook onder ons zo met onze God en Zijn woord wordt omgegaan. Wij geloven in een God die zichzelf en zijn wil aan ons duidelijk bekend heeft gemaakt in zijn Woord. Niet onze opinies en onze ideeën gestoeld op wonderlijke uitleggingen en bezweringen van Gods woord zijn het eind van alle tegenspraak, maar dat is echt alleen wat de HERE tot ons Zijn kerk en Zijn gemeente zegt.

      Nu, het is die heidense manier van omgaan wat koning Balak en de door hem gehuurde geleerde waarzegger Bileam gewend waren te doen met hun goden, en nu ook uitprobeerden op Israëls God, onze God.

 

Maar nu mag ik u verkondigen als de boodschap van onze tekst dat

JAHWEH, ISRAËLS VERBONDSGOD,

ZICHZELF BEKEND MAAKT ALS DE ALMACHTIGE DIE

1. VAN BILEAM ALS ZIJN PROFEET GEBRUIK MAAKT,

en

2. DE ZEGEN VAN HET VERBOND VOOR ZIJN VOLK HANDHAAFT

 

 

1

 

Toen Bileam door de HERE gedwongen was toe te geven (zie 23:8), “Hoe zal ik vervloeken die God niet vervloekt?”, zei koning Balak tot hem (vs. 13), Laten we het dan nu eens ergens anders proberen. Laten we naar het Spieders‑ of het Zieners‑veld gaan. Dat is een heel geschikt uitzichtpunt, en vast een betere plaats. Vandaar zie je maar niet het uiterste vierde gedeelte van Israëls legerkamp, zoals hier waar je ze niet allemaal kunt zien. Daar kun je het hele volk zien; vervloek ze dan vandaar voor me.

      Bileam gaat daarmee akkoord en probeert het weer. Natuurlijk had hij langzamerhand beter moeten weten, maar hij toont zich een echte heidense helderziende, dat blijkt hier wel uit, die gewend is om het op een andere plaats en tijd weer opnieuw te proberen. Bovendien, hij wil als het maar even kan zijn beloning krijgen.

      Maar net als de eerste keer legt de HERE heel eenvoudig zijn eigen Woord in Bileams mond (vs. 16). Maar dit keer is dat Woord niet alleen een bevestiging van het feit dat Israël gezegend is (zoals in vss. 7-1O), maar het bevat nu ook een les voor Balak en Bileam. En dat feit, dat de HERE hun onderricht geeft over Zichzelf, daarin zien we hoe de HERE zelfs nog geduld heeft met deze heidense koning en eigenwijze theoloog oftewel kenner van de goden.

      In de eerste plaats wordt hun hier geleerd wat we lezen in vers 19, dat “God is geen man, dat Hij liegen zou,” dat Hij zomaar van gedachten zou veranderen en anders doen dan Hij eerst heeft gezegd. Ja, zo dachten Balak en Bileam over de goden, maar nu moet Bileam dan ook koning Balak waarschuwen met de volgende woorden: “Sta op, Balak, en hoor.” Balak moet goed begrijpen dat zoals zij dachten dat hun goden het ene zeggen als ze het andere bedoelen, zo is de God van Israël niet! Onze Verbondsgod, gemeente, is een God die trouw is aan zijn Woord tot in eeuwigheid.

      De tweede les die hun hier door de HERE geleerd wordt is wat we lezen in vers 23. Daar staat, letterlijk vertaald (en niet zoals de NBG-vertaling het weergeeft): ”Want er is geen bezwering in Jacob, noch waarzeggerij in Israël” (dus “in” i.p.v. “tegen”); “op de juiste tijd wordt (niet: “van” maar) tot Jacob en tot Israël gezegd wat God doet.” M.a.w., God laat zich niet door waarzeggerij raadplegen, maar als Hij zichzelf en zijn werken aan zijn volk bekend wil maken doet Hij dat door Zijn Woord tot hen te spreken. Onze God is niet een god die met twee tongen spreekt, maar die spreekt via Zijn profeten op een eenduidige wijze.

      Dit onderricht toen aan Balak en Bileam is ook voor ons vandaag heel actueel. In onze tijd maakt Satan gebruik van theologen [vgl. Morton Smith, The Secret Gospel] die beweren dat de Here Jezus en/of zijn Apostelen heel gewone mensen waren die gebruik maakten van magische middelen of hele bijzondere inzichten, en beweerden contact te hebben met God en inzicht te hebben in het goddelijke, die deze zogenaamde zieners vervolgens aan de Heilige Geest toeschrijven. Zo probeert Satan ook in onze tijd een vloek over Gods kerk te brengen en Gods zegen voor de kerk krachteloos te maken. Maar het is de oude dwaling van de Gnostiek die al opkwam in het begin van de kerkgeschiedenis.

      Zulke theologen tonen met hun “fantastische” theorieën, zelfbedachte inzichten en hun veronderstelde dieper inzicht, dat ze geen haar wijzer zijn dan koning Balak was. Want ook Balak begreep niets van wat nu via Bileam tot hem kwam als het Woord van God. Eigenlijk luistert hij niet eens, want hij gaat gewoon door en zegt tot Bileam (en hij is inmiddels behoorlijk boos op Bileam): als je dan beslist Israël niet wilt vervloeken, zegen het dan in elk geval ook niet. Kom mee, naar een andere plaats, misschien wil de god of de goden waarmee je zegt contact te hebben het je daar laten lukken.

      En dat doen ze dan, nu op een andere bergtop, de Peor, die uitziet over de woestijn.

      Voor de derde keer worden er 7 altaren opgericht en 7 stieren en rammen geofferd, om het nog eens weer te proberen. Ja, en dat terwijl de HERE het hun nu toch wel zo duidelijk mogelijk gezegd had: Ik ben niet zoals jullie goden die passen in jullie je eigen ideeën, en waarin de omgang met God wel op een loterij‑spelletje lijkt, op zo’n manier met Mij kunnen omgaan; maar Ik ben een God die Mijzelf kenbaar maak in mijn Woord, wanneer Ik dat wil en aan wie Ik dat wil.

      En ja, gemeente, de HERE staat dan nu ook op het punt om juist dat te doen.

      Toch heeft Bileam wel begrepen dat het geen zin meer had om weer, als de vorige keren, allerlei bezweringen uit te spreken. Aan het eind van zijn Latijn, dat is, zijn hocus‑pocus‑taal gekomen, staart hij moedeloos voor zich uit over de woestijn daar voor hem.

      Dit betekent dat Bileam moet erkennen dat hij heeft gefaald. Alleen maar, het kan hem nog steeds niets schelen dat wat hij probeert te doen niet naar Gods wil is; hij is alleen maar teleurgesteld dat hij er niet in geslaagd is die wil van God te veranderen. En zo mismoedig voor zich uit starend ziet hij Israëls legerplaats daar liggen, nu in zijn geheel zichtbaar. Hij kan zelfs de verschillende stammen onderscheiden, zoals ze rondom de tabernakel gelegerd zijn. En dan, plotseling, wat gebeurt er! “De Geest van God kwam over hem,” zo lezen we in vers 2. Hier gebeurt dus met Bileam hetzelfde als wat we later lezen over koning Saul, van wie de mensen omdat het zo totaal tegen alle verwachting in was. zeiden: “Is Saul ook onder de profeten?” Zo zouden we het hier dus ook kunnen zeggen: “Is Bileam ook onder de profeten?”

      En inderdaad, zo is het, al is het dan totaal tegen zijn eigen wil in. Bileam heeft niet Gods wil kunnen veranderen, maar, juist andersom, de HERE verandert Bileam, tegen diens eigen wil in, en gebruikt hem als zijn profetische instrument om zijn volk te zegenen. De Almachtige legt beslag op die machteloze helderziende die dacht dat hij de goden in zijn macht had, en de HERE gebruikt hem in zijn dienst en voor zijn doel. Wat een bemoediging, gemeente, ook voor ons in de tijd waarin wij leven. God kan zomaar gebruik maken van de politici en economen, van de theologen en van wetenschappers en van medische doctoren, ook als ze zelf denken dat ze “god” kunnen spelen, bijv. d.m.v. hun genetische manipulatie, abortus, euthanasie, de roep om zelfbeschikkingsrecht over het leven, die vaak gegrond zijn op hun evolutietheorieën. Ja, God kan ze ook gebruiken om zijn volk te zegenen, zelfs als zij het tegengestelde zouden bedoelen.

      Bileam is totaal machteloos gemaakt, want de Geest van God gooit hem op de grond in een staat van extase; en zo wordt Bileam door de Geest van God gedwongen om, zoals hij het zelf zeggen moet, Gods woorden te horen, en het visioen van de Almachtige te zien. Ook dwingt de Geest van God hem om zelf te vertellen wat er met hem gebeurd is, en om verder, als een profeet in de dienst van God, door te geven wat hij hoort en ziet in dit visioen (vss 3 en 4).

 

 

2

 

En wat ziet en hoort Bileam dan? Ditmaal kijkt en luistert hij niet met zijn eigen natuurlijke ogen en oren naar voortekens, om die met zijn menselijke verstand te interpreteren en zijn eigen zogenaamd wetenschappelijke conclusies daar uit te trekken. Nee, wat hij nu ziet, ziet hij met ogen die door de Heilige Geest van God geopend zijn voor een werkelijkheid die niet gezien kan worden met onze natuurlijke ogen, en wat hij nu hoort is niet uit zijn eigen menselijke ver stand voortgekomen.

      Wat hij nu hoort en ziet lezen we in de verzen 5‑7. Laten we eerst vers 5 lezen: “Hoe goed zijn uw tenten, o Jacob, uw woningen, o Israël!” Eerlijk, dat zou toch niemand zeggen van Gods volk, zijn kerk, op grond van wat we voor ogen zien met onze natuurlijke ogen. Want wat was dat anders dan een menigte mensen, in tenten kamperend in de woestijn, bedekt met zand en stof onder een brandende zon? Is dat werkelijk zo’n mooi gezicht? En als je dan daarbij ook nog bedenkt hoe slecht de Israëlieten zich vaak gedroegen, tegenover elkaar, tegenover hun leiders, en tegenover God zelf; dat was ook zo mooi niet! Ja, en toch zegt Bileam hier, “Hoe goed zijn uw tenten, o Jacob, uw woningen, o Israël!”, hoe prachtig is Gods kerk, de vergadering van Gods kinderen. Dit betekent dan ook, gemeente, dat Bileam hier spreekt als een profeet over hoe de HERE Israël ziet, hoe prachtig de kerk is in Gods ogen. Bileam mag hier Gods kerk, het volk van Israël, zien zoals God zijn kerk ziet.

      Bileam ziet Israël, zo gaat het verder in vers 6, “als valleien die zich uitbreiden; als tuinen aan een rivier; als aloë’s (geneeskrachtige kruiden zijn dat) die de HERE plantte; als cederen aan het water.” Het is nog veel mooier dan een beeld van Israël zoals het straks wonen zal in het beloofde land, het land overvloeiende van melk en honing; het is als een beschrijving van het Paradijs, van de nieuwe aarde, zoals we dat bijv. later in de Bijbel beschreven vinden, in Johannes’ visioen in Openbaring 22. U weet wel, dat schilderij van het Nieuwe Jeruzalem, met de rivier daarin stromend met aan beide oevers het geboomte des levens, waarvan de bladeren zijn tot genezing der vol keren. Ja, Israël zal gezegend zijn met overvloedige zegeningen, zoals dat wordt gesymboliseerd in vers 7 met een man die zijn akkers water geeft uit overstromende emmers, zodat het zaad niet in droge aarde valt maar in waterrijke voren.  Israël zal een Koninkrijk worden ver verheven boven alle andere koninkrijken; ja, “Israëls koning zal zich verheffen boven Agag.” Agag was de titel van de koningen van Amalek, net als bijv. Pharao de titel was voor de koningen van Egypte. Nu was de Agag van de Amorieten de eerste koning die door Israël verslagen was op hun tocht door de woestijn. Later werd er nog weer een Agag van de Amorieten verslagen door koning Saul, en sindsdien was het als een macht van betekenis van de kaart verdwenen.

      Maar omdat de Amorieten Israëls tocht door de woestijn bemoeilijkten, en in de ballingschap een nakomeling van Agag, Haman de Agagiet probeerde Israël uit te roeien, werd de term Agag later een symbool voor antichristelijke machten. Zo wordt in Ezechiël en in het boek Openbaring over Gog geprofeteerd (Gog is een andere schrijfwijze voor Agag, het is dezelfde figuur) dat het verslagen en vernietigd zal worden door de Here Jezus Christus. Dus is het duidelijk dat we hier in onze tekst al een profetie hebben van het komende koningschap in Israël als vooruitwijzend naar het Koningschap van de Here Jezus.

      Bileam wordt hier gedwongen om Israël in zo’n overvloedige mate te zegenen, dat zelfs de kerk van het N. T., ook de kerk hier in Zwijndrecht, deelt in die zegen. Het is een profetie van Christus’ overwinning over zijn vijanden, en van het komende herstel en vervolmaking van het Paradijs, op de nieuwe aarde. Wat een bemoediging! Wat een reden om de HERE te danken. Deze door Bileam over Israël uitgesproken zegen is door Gods genade ook voor andere volken bedoeld. Immers, toen God zijn beloften gaf aan Abraham, bij het allereerste begin van Israëls geschiedenis, in Genesis 12:3, zei de HERE: “Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten op aarde gezegend worden.” Bileam moet in vers 9b deze belofte letterlijk herhalen, en de HERE heeft deze woorden doen uitkomen, eerst voor Israël, en daarna ook voor de kerk van het Nieuwe Testament. Maar tegelijk worden Israëls vijanden ook gewaarschuwd voor de vloek van de HERE. Die waarschuwing lezen we in de verzen 8 en 9. Ook al worden Moab en koning Balak daar niet met zoveel woorden genoemd, ieder die proberen wil Gods volk van zijn zegen te beroven met puur menselijke of met duivelse middelen moet zich wel realiseren dat wie ook maar vervloeken wil wie gezegend zijn zelf vervloekt zal zijn. Koning Balak moet dan ook maar goed luisteren!

      In vers 8 wordt gezegd dat God nog steeds bezig is Israël uit Egypte te leiden. Dat is dus maar niet iets dat eens in het verleden gebeurd is. Nee, wat Egypte en wat Amalek overkomen is zal gebeuren met ieder volk dat Israël tegenstaat en probeert zijn intocht in het beloofde land te verhinderen, en daarmee ook de komst van de beloofde Messias, Jezus Christus. God zelf heeft Israël sterk gemaakt als een wilde stier, verschrikkelijk als een leeuw. Daarom, wie durft Israël uit te dagen? Dit is voor koning Balak een ernstige waarschuwing. Nog probeert de HERE hem tot rede te brengen. Zullen koning Balak en ook Bileam tenslotte toch nog het Woord van de HERE serieus gaan nemen?

      Uit het verloop van de geschiedenis weten we dat ze dat niet gedaan hebben. Moab is een vijand van Israël gebleven, en dus werd het door God vervloekt. En toch, zo groot is Gods genade, zelfs uit Moab heeft God zijn kerk vergaderd. Jaren later heeft een dochter van Moab Gods trouw aan zijn belofte ervaren, die belofte die Hij aan Abraham gaf en waar Bileam naar verwijzen moest: “Gezegend die u zegenen.”

      Ruth, de Moabitische, zei tot haar schoonmoeder Naomi: “Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God”; en toen mocht ze dit antwoord horen uit de mond van Boaz: “Moge u gezegend zijn door de HERE, mijn dochter”; en ze werd gezegend. Ze mocht zelfs de overgrootmoeder worden van koning David, en een plaats krijgen in het geslachtsregister van de Here Jezus.

      Het kwaad dat koning Balak en Bileam beraamden tegen Israël werd door de HERE veranderd in een zegen; een zegen zo groot dat zelfs wij vandaag erin mogen delen.

 

Gemeente, Hoe groot is Gods trouw, van Hem die trouw houdt tot in eeuwigheid.
Ja gemeente, is Gods trouw niet geweldig over ons?!

 

AMEN

 

 

*

[ terug naar boven ]

 

 

Numeri 24:10-24

De leer van Bileam
(4)

 

Voor de orde van eredienst worden hier enkele suggesties vermeld. De psalmen en gezangen zijn uit het Gereformeerd Kerkboek.

 

Aanvangslied: Psalm 72: 1, 2

Na de Tien Woorden: Psalm 78: 1, 2 (in ochtend dienst)

Eerste Schriftlezing: Numeri 24:10-24

Na eerste Schriftlezing: Psalm 60: 4, 5

Tweede Schriftlezing: Exodus 17:8-16; 1 Samuel 15:1-7

Na tweede Schriftlezing: Psalm 83: 1, 2, 3, 6

Tekst: Numeri 24:10-24

Na de preek: Psalm 107: 12, 13

Na Geloofsbel. Van Nicea: Gezang 2: 5

Slotzang: Psalm 60: 1, 2

 

 

Geliefde Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

In het begin van onze tekst wordt ons een merkwaardige gebeurtenis verteld. De politieke adviseur van koning Balak wordt door de koning gewoon weggestuurd. Maar hoewel hij oneervol ontslagen is laat hij voor zijn vertrek aan koning Balak weten wat het volk Israël in de toekomst diens volk, de Moabieten, zal aandoen.

      De situatie is deze. Bileam was door de HERE gedwongen zijn falen te erkennen. En koning Balak zag hem verachtelijk als een mislukkeling. Immers, weet u het nog? Koning Balak had Bileam ingehuurd om Israël te vervloeken. Maar wat had hij gedaan? In plaats daarvan had hij Israël gezegend, en juist koning Balak en diens volk met een vloek bedreigd. Nu, door precies het tegenovergestelde te doen van waar hij voor geroepen was had hij wel duidelijk zijn onbekwaamheid getoond.

      Maar de koning van de Moabieten zag nog steeds niet in dat inderdaad de HERE, Israëls God Jahweh, er achter zat. Vandaar dan ook dat hij totaal geen aandacht besteedde aan de ernstige waarschuwing in Bileams laatste woorden, in vers 9, "Wie u (Israël) vervloeken, is vervloekt!" Geen aandacht; want Balak voelt zich alleen maar verraden door de man die hij had gehuurd om voor hem te bemiddelen bij de goden.

      En dus ontbrandde, zoals we lezen in vers 1O, de toorn van Balak tegen Bileam. Hij zei tot Bileam: “Om mijn vijanden te vervloeken heb ik u geroepen, en zie, je hebt nu drie maal achter elkaar een zegen uitgesproken.” En vol woede stuurt hij Bileam weg. Bileam is ontslagen, en moet maar teruggaan naar waar hij vandaan gekomen is. Onbruikbaar is hij voor de koning, een man die suggereerde dat hij op zo’n vertrouwelijke voet stond met Israëls God Jahweh dat hij hem zelfs “mijn God” had genoemd.

      Koning Balak moet hebben gedacht: ik had je een heleboel geld willen geven, maar geef dan nu “je” God er maar de schuld van dat het je neus voorbij gaat; je krijgt geen cent van me.

      Bileam staat met z’n mond vol tanden. Toch probeert hij zich nog schoon te praten door zijn eerdere woorden te herhalen. Namelijk dit; dat hij nu eenmaal niets anders had kunnen zeggen dan wat de HERE hem liet zeggen.

      Nu konden we verwachten dat dit het einde van deze geschiedenis zou zijn. Koning Balaks plan om Israël te laten vervloeken is niet gelukt, Bileam is met beschaamde kaken naar huis gestuurd, en God, de HERE, is de overwinnaar. De God van Israël had namelijk wat als vervloeking bedoeld was tot een zegen voor Israël gemaakt.  Echter, uit onze tekst blijkt dat dit toch nog niet het einde is. Het is blijkbaar niet voldoende dat Balak en het volk van Moab hun zin niet gekregen hebben; en ook niet dat Bileam met zijn reputatie dat hij de goden kan manipuleren te schande is gemaakt. Zelfs is het nog niet genoeg dat Israël, nu het op het punt staat het beloofde land binnen te gaan, Gods zegen daarvoor ontvangen heeft.

      Nee, dit alles is toch nog niet genoeg! Daarom gaat deze geschiedenis nog verder. We hebben het gelezen in onze tekst.

      Weet u waarom niet? Het is, omdat Jahweh maar niet de God van één van de volken is. Hij is maar niet een nationale afgod die toevallig in dit conflict sterker bleek te zijn dan Moabs afgoden. En ook niet dat Hij in staat was om Bileams pogingen Woorden van Israëls God het tegendeel te laten zeggen. Nee, Hij is de God van de hele wereld, de hele schepping, de Allerhoogste, de Almachtige, die maar niet alleen het volk Israël naar een nieuw vaderland brengt, maar die de geschiedenis van al de volken op deze aarde zo leidt, door de hele wereldgeschiedenis heen, tot de glorieuze komst van zijn eeuwig Koninkrijk.

 

Hem verkondig ik u dan ook –

DE HERE, JAHWEH, DIE DOORGAAT ZICHZELF BEKEND TE MAKEN ALS DE ENIGE ALMACHTIGE, DIE VERVLOEKT WIE ZIJN VOLK VERVLOEKT.

1. DIE VLOEK WORDT UITGEVOERD door Christus, de koning van Gods volk (vss 15‑2O)

2. VAN DIE VLOEK WORDEN UITGEZONDERD allen die Gods volk zegenen (vss 21‑22)

3. DIE VLOEK ZAL HEEL ERG ZIJN voor alle vijanden van Gods volk (vss 23‑24)

 

 

1

 

Bileams laatste woorden toen hij Israël zegende waren (vs. 9b):”die u vervloeken worden vervloekt”; en nu mag ik u zeggen dat deze vloek wordt uitgevoerd door Christus, de Koning van Gods volk.

      Toen Bileam deze woorden sprak was hij namelijk nog niet uitgesproken. Koning Balak was hem in zijn boosheid in de rede gevallen; of eigenlijk, zo kan het ook gezegd worden, eigenlijk had Hij Gods spreken onderbroken. Maar God laat het gebeuren, omdat Moabs koning op deze manier zelf duidelijk maakt dat hij en zijn volk de vloek inderdaad verdienen.

      Immers, in zijn boosheid geeft koning Balak totaal geen aandacht aan die waarschuwing dat ieder vervloekt wordt die Israël vervloekt. Maar wat is nu het resultaat van zijn boosheid? Hij ontslaat direct Bileam als zijn theologisch adviseur, maar daarmee stelt hijzelf deze Bileam nu volledig ter beschikking van de HERE. Nu verandert Bileam ook in formele zin van Balaks theologisch adviseur tot… nota bene, een profeet in dienst van de HERE.

      Balak had Bileam geroepen om Israël te vervloeken; maar nu de vloek door God in zegen veranderd is wil hij Bileam zo gauw mogelijk kwijt en weg hebben. Ja, maar zo makkelijk zal dat niet gaan! God heeft nog meer te zeggen tot koning Balak. En niet alleen tot hem, al worden hij en het volk van Moab in de eerste plaats aangesproken. Maar God heeft ook een boodschap voor de hele wereld, zelfs ook voor volken, koningen en machthebbers in de verre toekomst. Toen namelijk (zie vers 2) de Geest van God over Bileam kwam en hem op de grond gegooid had (vs. 4b), liet God hem veel meer “schouwen” dan alleen hoe Israël daar gelegerd was en gezegend zou zijn. Bileam werd ook getoond wat er zou gebeuren met andere volken in deze wereld. Daar verwijst Bileam dan ook naar als hij in vers 16b over zichzelf spreekt als, hij “die de wetenschap van de Allerhoogste kent, die het gezicht van de Almachtige schouwt.” Op grond van deze kennis die God zelf hem gegeven had om die door te geven, zegt Bileam tot koning Balak (in vs. 14): voordat ik weg ga zal ik u aankondigen wat dit volk Israël uw volk zal aandoen. En dan zegt Bileam, nu als een profeet van onze Heer het volgende (in vs. 17a):”Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij.” Wat ziet hij dan? Met zijn geestesoog ziet hij wat ongeveer 14OO jaar later een paar van zijn collega’s in het Midden Oosten, de zo genoemde Wijzen uit het Oosten, met hun natuurlijke ogen zullen zien: …een ster! De ster van Bethlehem!

      Want Bileam gaat verder: “Een ster gaat op uit Jacob, een scepter rijst op uit Israël.” Met zijn door Gods Geest geopende ogen ziet hij dat het niet zomaar een ster is, maar dat het ook een scepter is, een koningsstaf. Daaruit blijkt dat met die ster een koning bedoeld is, of eigenlijk een dynastie van koningen, een konings‑huis, van David en van Salomo en van Hizkia, en dan, als de Enige waaraan al die genoemde koningen hun licht aan ontlenen, de grote Zoon van David, Jezus Christus.

      Veel van de huidige wetenschappers en theologen, als ze al van Jezus willen spreken, duiden Jezus aan als een idealist, of als een navolgenswaardig voorbeeld; of, als iemand die ons helpt te ontsnappen aan de harde werkelijkheden van leven en dood; of als iemand die het symbool is van ons rebelleren tegen de vervloekte structuren van de maatschappij waarin we leven, tegen geweld en sociaal onrecht.

      Ja, en die typering van Jezus wil Satan niet bestrijden, want zo’n Jezus is niet gevaarlijk voor zijn eigen macht in de wereld. Een dergelijke messias zou de machtige Messiaanse beloften van God krachteloos maken. Zowel het “zoetelijke” Jezusbeeld dat velen zich van de Messias gevormd hebben, als ook het Jezusbeeld als die van een revolutionair in zogenaamde bevrijdingstheologieën, past precies in het straatje van Satan. Satan geniet ervan als theologen of wie dan ook, een tijdgebonden, een door hun tijd en hun culturele omgeving beperkt beeld van Jezus ontwerpen en zo de mensen leren. Zo’n beeld of plaatje van Jezus verduistert namelijk het zicht op onze Heer als Heiland der wereld, die ieder mens nodig heeft tot verlossing van zonden. En niet alleen slechts de kwade regimes en hun leiders. Maar echt alle mensen hebben deze Priester-Koning nodig.

      En gemeente, dit is het beeld dat Bileam hier niet ziet: het is geen zoete Jezus, en ook geen revolutionaire Jezus. Nee, wat Bileam ziet is een dynastie van koningen, die de eeuwen door geroepen worden om de vijanden van Gods volk in deze wereld te verslaan. Dat is de werkelijkheid, die gaat komen.

      Deze dynastie zal aan Moab en aan Edom, die beiden weigerden om Israël te helpen op hun reis naar Kanaän, aandoen wat in de woestijn al gebeurde met Amalek. Toen werden de Amalekieten verslagen, omdat zij Israël aanvielen. Dat betekent het wanneer Amalek in vers 2O de “eerste der volken” wordt genoemd; omdat het de eerste was van de anti‑christelijke volken die de intocht probeerden te verhinderen, opdat God zijn belofte van de in Kanaän komende Messias niet zou kunnen vervullen. Omdat Amalek de eerste was is zijn vernietiging al begonnen, en het zal doorgaan tot het van de aarde verdwenen is.

      Ongeveer 5OO jaar later versloeg koning Saul de Amalekieten, maar helaas, in ongehoorzaamheid, zodat hij geen koning kon blijven. Hij verzuimde namelijk de koning van Amalek te doden. Nog weer 4OO jaar later, onder de Davidische koning Hizkia, werd die taak voltooid toen het overblijfsel van de Amalekieten vernietigd werd (zie 1 Kron. 4:41‑43).

      Nu, toen Moab en Edom weigerden Israël te helpen Kanaän binnen te trekken toonden ze daarmee dat ze het zelfde waren als Amalek. Zij volgden Amaleks voorbeeld, ja, …en Moab probeerde zelfs Israël te laten vervloeken. Dat is dan ook de reden dat Bileam in vers 17 profeteren moet dat Moab verpletterd zal worden, en in vers 18 dat Edom veroverd zal worden.

      Verderop in de Bijbel lezen we dan ook dat koning David daar mee begonnen is (we hebben er van gezongen met Psalm 1O8!); en andere koningen zijn er mee doorgegaan, totdat de grote Koning op Davids troon, Jezus Christus, maar niet het hoofd van Moab, die antichristelijke navolger van Amalek, verpletterd heeft, maar het hoofd van de slang heeft vermorzeld. Want het was de duivel die achter Amalek stond, en die Moab aanzette tot het gebruiken van satanische vervloekingen.

      Aan het kruis van Golgotha heeft Jezus Christus de satan overwonnen, door de vloek die de mensen verdiend hadden op zich te nemen, opdat Hij ons met zijn zegen vervullen zou. Het was Christus zelf die in en d.m.v. de koningen van Israël Amalek en Moab en Edom verslagen heeft, omdat zij zijn komst tegenstonden. Die oorlogen tegen Amalek en Edom en Moab vormen dan ook geen tegenstelling tot de vrede die Christus aan het kruis verworven heeft; deze oorlogen leidden juist naar die vrede toe; ze waren onderdeel van de strijd die Jezus Christus aan het kruis tot een hoogtepunt heeft gebracht.

      Christus zelf heeft de vloek over Moab uitgevoerd, opdat aan het kruis Hijzelf vervloekt zou worden, en Hij zo een zegen zou zijn voor heel het volk van God, voor allen die op Hem vertrouwen en uitzien naar zijn tweede komst, ongeacht dan ook uit welk volk deze zijn bijeengebracht, wanneer Hij het laatste overblijfsel van zijn vijanden gaat vernietigen.

 

 

2

 

En daarom worden, dat ten tweede, van deze vloek uitgezonderd allen die Gods volk zegenen. Dit lezen we in de verzen 21/22.

      Eerst vers 21, "Toen hij de Kenieten zag hief Bileam zijn spreuk aan en zei, “Vast is uw woning, gesteld op de rots is uw nest.”    De Kenieten behoorden tot de stammen van Midian, maar niet die met koning Balak hadden samengezworen om Israël te vervloeken. Integendeel, zij behoorden tot de stam die Mozes gastvrijheid ontvangen had, en die, onder Mozes’ schoonvader Jethro, Israël in de woestijn geholpen hadden. Hun houding was dus precies het tegenoverstelde geweest als die van Amalek en Moab.

      Op de Kenieten zijn dan ook de woorden van Bileam in vers 9 van toepassing, "Gezegend, die u zegenen.” En dat is dan ook gebeurd. Zo lezen we in 1 Sam.15:6 dat toen koning Saul de Amalekieten aanviel hij eerst de Kenieten, die daar vlak bij woonden, de gelegenheid gaf te evacueren, opdat zij niet verdelgd zouden worden. Want sinds die tijd hebben de Kenieten samen met Israël in Kanaän gewoond tot aan de tijd van de ballingschap; en al die tijd waren deze Kenieten gezegend, zoals we lezen in Jeremia 35 (cf. 2 Kron. 2:55).

      Wat er dan verder over hen gezegd wordt in vers 22 moet iets anders vertaald worden, op deze manier: “Want Kain (d.i. de Kenieten) zal niet verwoest worden, totdat Assur u gevankelijk weg zal voeren.” Dat betekent, dat tot het einde toe de HERE met hen gehandeld heeft als met zijn eigen volk Israël. Hij heeft ze zelfs ten voorbeeld gesteld aan Israël, zo lezen we in Jer.35. Op hen was van toepassing wat later de beloofde Koning, Jezus Christus zelf, gezegd heeft tot ons die tot zijn nieuwtestamentische kerk mogen behoren; “Wie niet voor Mij is (zoals bijv. Moab en Edom), die is tegen Mij; maar wie niet tegen Mij is (zoals bijv. de Kenieten), die is voor Mij.”

      Gemeente, zullen ook wij vandaag dat niet vergeten, nu we nog steeds gewikkeld zijn in die strijd tussen hen die voor en hen die tegen onze Heiland en Koning Jezus Christus zijn? Laten we toch nooit, in een verkeerde oecumenische geest, zegenen wie vervloekt zijn; maar laten we toch vooral ook niet, in een sektarische houding, vervloeken wie gezegend zijn. Weet te onderscheiden waarop het aankomt. Het is wat de Geest van Christus u in deze doorgaande strijd geven wil.

 

 

3

 

Ja, want de strijd is nog niet afgelopen, en daarin is dit de troost voor het volk van God, voor allen die voor Jezus Christus zijn, dat de vloek buitengewoon erg is voor hen die vijanden zijn van Gods volk. Dat in de derde plaats.

      Hoor maar wat Bileam zegt in vers 23, “Wee! Wie zal leven, als God dat tot stand zal brengen?” M.a.w., wie zal het overleven wanneer God gaat doen wat we lezen in het volgende vers? Vers 24, “Maar schepen van de kust der Kittiers! Die zullen Assur onderdrukken en Eber onderdrukken; maar ook hij zal ten onder gaan.” Assur en Eber staan hier voor de grootmachten van het Midden Oosten die, te beginnen met Assyrie en daarna Babylonie, als instrumenten van Gods toorn Israël hebben verdrukt. Ook zij zullen verdelgd worden. Grootmachten uit het Westen zullen komen en hen verslaan en de wereld‑heerschappij van hen overnemen. Schepen zullen komen uit Kittim, dat is uit Cyprus, en de landen daarachter, ten Westen daarvan: Griekenland en Rome, en de opvolgers van het Romeinse rijk, West‑Europa en Amerika (cf.Daniel 11:3O).

      Je zou kunnen zeggen dat Bileam bij wijze van spreke de huidige spanningen tussen de volken in ons tijdbestek zag; de spanning in de verhoudingen tussen Amerika, Rusland, China en Noord Korea, ect, allemaal onder het mom van vrede en rust voor het eigen volk. Echter, ook al deze machten zullen, net als Amalek die de eerste was van de anti‑christelijke machten die Gods volk verdrukken, verwoest worden, indien ook deze machten en machthebbers zich door Satan laten gebruiken om Christus’ terugkeer tegen te staan en… Zijn volk te verdrukken.

      Ja gemeente, nog nooit is een profeet, een theoloog of een historicus zo helderziende geweest dat deze zo ver in de toekomst kon zien als God het hier Bileam liet doen. Deze man Bileam moet en mag hier profeteren over Gods grote daden, die geen einde hebben in de geschiedenis van hemel en aarde.

      En toch was de man Bileam als helderziende een mislukkeling!

      Want het was de HERE, Jahweh, de God van het Verbond met zijn volk Israël, die Bileam hier tegen zijn eigen wil in liet profeteren van Jezus Christus’ eeuwig Koninkrijk; en die hem tegelijk liet profeteren van zijn eigen nederlaag, en van mensen en volken net zoals hij, … en van hun meester, de duivel. Ja, Bileam werd gedwongen te profeteren van de eeuwige zegen voor allen die tot Christus behoren, die verlost zijn door zijn bloed van de satanische vloek der zonde.

      God liet Bileam ver in de toekomst kijken, opdat wij die vandaag leven in een duistere en gevloekte wereld, waar immoraliteit en geweld en heidendom de oppermacht weer lijken te krijgen, …dat wij perspectief zouden hebben, uitzicht op onze verlossing!, … vanwege Gods nooit ophoudende zegen.

      Wat een blijde boodschap mogen we daarin horen. Een boodschap van overvloedige zegen. En de hele wereld heeft het mogen horen, en over de hele wereld zijn er die in die zegen mogen delen! Ook wij hier!

      Is dat niet geweldig? Dank God daarvoor.

 

AMEN

 

 

*

[ terug naar boven ]

 

 

Numeri 25:1-3

 

Voor de orde van eredienst worden hier enkele suggesties vermeld. De psalmen en gezangen zijn uit het Gereformeerd Kerkboek.

 

Aanvangslied: Psalm 105: 1

Na de Tien Woorden: Psalm 105: 3 (in ochtenddienst)

Eerste Schriftlezing: 1 Korintiërs 10:1-14

Na eerste Schriftlezing: Psalm 81: 3, 4

Tweede Schriftlezing: Numeri 25

Na tweede Schriftlezing: Psalm 106: 13, 14

Tekst: Numeri 25:1-3

Na de preek: Psalm 84: 5, 6

Na Geloofsbel. Van Nicea: Psalm 67: 1, 2, 3

Slotzang: Gezang 41

 

 

Geliefde Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Het is een droevige geschiedenis die we lezen in onze tekst. Het had zo anders kunnen zijn. Bileam had van alles geprobeerd om de God van Israël tegen zijn volk te keren; maar het was hem niet gelukt. Integendeel, Bileam moest Israël zelfs zegenen.

      Maar wat lezen we nu? Direct daarna laat het volk zelf zich tegen de HEER opzetten. Voor zover het aan Israël ligt lijkt Bileam toch nog zijn zin te krijgen. Want waar Bileams toverpraktijken faalden, daar heeft hij nu succes met zijn politiek van seksuele verleiding.

      Hoe is dat in onze tijd? Ook wij hebben te maken met dezelfde soort verleidingen als toen de Israëlieten. Als iemand zou vragen waarom wij dit droeve verhaal moeten lezen in de Bijbel, en er een preek over moeten horen, dan geeft de apostel Paulus ons het antwoord in 1 Kor. 10:11-12: “Wat hun overkomen is, moet ons tot voorbeeld strekken; het is geschreven om ons, voor wie de tijd ten einde loopt, te waarschuwen. Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt.”

 

Daarom verkondig ik u

      GODS TOORN TEGEN ISRAËL, OMDAT ZE

      1. VALLEN OP HEIDENSE VROUWEN

      2. MEEDOEN AAN HEIDENSE FEESTEN

      3. DEELNEMEN AAN HEIDENSE GODENDIENST

 

 

1

 

We lezen in vers 1, “Toen de Israëlieten in Sittim verbleven (dat is aan de grens van het land Kanaän), begonnen ze zich in te laten met Moabitische vrouwen.” Dat gebeurde natuurlijk niet zomaar. We lezen in vers 2 dat die vrouwen hen nodigden aan een maaltijd waar ze konden mee eten van de offers voor hun goden.

      Toen ze die uitnodiging hadden aangenomen en zelfs ook hadden mee gedaan aan de verering van die goden, kon gezegd worden wat we lezen in vers 3: Zo gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor.”

      Ze hadden zich a.h.w. door die Moabitische vrouwen voor het karretje van die afgod laten spannen. En hoe was dat gegaan? Ze hadden zich op hol laten brengen door de sex-appeal, de aantrekkelijkheid, van die heidense meisjes en vrouwen.

      Onze tekst vertelt ons niet over de omstandigheden waaronder dat gebeurde. Immers, de nadruk ligt niet op wat die Moabitische vrouwen deden, maar op wat veel Israëlieten deden toen ze die vrouwen en meisjes ontmoetten. Ze vergaten totaal dat Christus bij hen was, de “Geestelijke” rots die met hen meeging, en die hun al het eten en drinken gegeven had dat ze nodig hadden op hun reis door de woestijn naar het beloofde land.

      Hun hart was niet vol van de HEER. Integendeel, hun hart en hun gedachten waren in beslag genomen door hun natuurlijke begeerten; en zo lieten ze zich niet leiden door geloof, door geloof in de komende Christus, toen ze die Moabitische vrouwen en meisjes ontmoetten. Niet het vooruitzicht op de toekomstige vervulling van Gods beloften, maar het verwezenlijken van hun begeerten was hun drijfveer. Niet advent, het uitzien naar de komst van onze Heer, maar het aanbod wat er in deze wereld allemaal te krijgen is dreef hen. Ja, en wat gebeurt er dan? Wat voor weerstand heb je dan nog?

      Zo is het ook nu nog, zowel voor ouderen als voor jongeren onder ons; als ons hart en onze gedachten niet echt op God gericht zijn, dan zijn we er klaar voor om uit ons uit te leven, gedreven door onze begeerten, in het hier en nu, in seks en drank en drugs en wat de wereld ons ook maar biedt om onze begeerten te bevredigen.

      Toch vraag je je af hoe die mannen en jongens van Israël die meisjes ontmoet hadden. Nu weten wij iets dat de Israëlieten op dat moment niet wisten. Bileam zat er achter. Dat kunnen we even verderop lezen, in hoofdstuk 31. Daar blijkt dat Bileam na zijn mislukking als waarzegger niet direct naar huis is gegaan, maar nog bij de Midianieten, de bondgenoten van Moab, logeren bleef. En nu lezen we in 31:8 dat toen later die Midianieten door Israël verslagen werden, “ook Bileam, de zoon van Beor”, door hen met het zwaard gedood werd.

      Maar er wordt ook nog iets aan toegevoegd, namelijk hoe Mozes het na de overwinning terugkerende leger verwijt (vss. 15,16), jullie “hebben de vrouwen in leven gelaten? Juist zij waren het die de Israëlieten, op aanraden van Bileam, destijds bij de Peor verleid hebben tot ontrouw aan de HEER.

      Het Nieuwe Testament geeft ons nog meer informatie hierover, want in Openb. 2:14 lezen we in Christus’ brief aan Pergamum: Sommigen houden vast aan de leer van Bileam, die Balak liet weten hoe hij voor de Israëlieten een val moest opzetten, waardoor ze heidens offervlees zouden gaan eten en ontucht zouden plegen.” Als we dit alles op een rijtje zetten krijgen we er een goed beeld van hoe de Israëlieten in aanraking kwamen met die Moabitische en Midianitische meisjes.

      Die streek bij Sittim, waar ze verbleven was geen leeg onbewoond gebied. In de velden van Moab zwierven altijd nomaden rond. Er waren daar ook markten, waar ook de Israëlieten nu en dan zaken deden met andere nomaden om zich te doen bevoorraden. Daar was op zichzelf niets verkeerd mee. Ook voor Israël gold wat vandaag geldt voor ons, dat we weliswaar niet van de wereld zijn, maar toch wel in de wereld.

      Maar nu was dit het advies van Bileam: als jullie nu eens een aantal knappe aantrekkelijke meisjes op die markten laten helpen. Want weet je, ik was wel gedwongen om te zeggen dat die Israëlieten geen gebruik maken van toverij (zie 23:23), omdat hun God Jahweh Zijn wil aan hen bekend maakt in zijn Woord (en daarom was ik niet in staat hen te vervloeken); maar dat betekent niet dat die lui zelf geen gewone mensen zijn net als wij. Ook zij hebben hun natuurlijke verlangens, en hun seksuele begeerten. Als we hun God niet kunnen manipuleren, laten we het dan proberen met hun menselijke natuur. Knappe meisjes bij de marktkramen zullen hen in steeds groter getal verlokken om hier hun inkopen te doen; en als ze dan onze meisjes die aantrekkelijke zijn en zich verleidelijk kleden en uitdagend gedragen, dan volgt de rest vanzelf wel.

      Dat was Bileams advies, een advies helemaal in overeenstemming met de strategie van de duivel en door hem ingegeven, al vanaf het begin van de geschiedenis tot vandaag toe. Denk bv. aan de situatie voor de zondvloed, waarvan we lezen in Gen. 6. Er kwamen steeds meer mensen op aarde, en zij kregen dochters. De zonen van God, (daar zijn de leden van de kerk bedoeld, en niet mythische godenzonen), de jongens en mannen van de kerk dus, ze zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren (waarmee kennelijk de ongelovige mensen bedoeld worden), ze zagen hoe knap ze er uit zagen, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden.”

      Later heeft onze Heer Jezus zelf hierover gezegd (Matth. 24:37-39), “Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt.”

      Het was met name op zulke beslissende momenten in de geschiedenis van onze verlossing dat Satan van deze tactiek gebruik maakte, en zo blijft hij het doen, ook nu. Commerciële seks, we zien het overal om ons heen, op aanplakbiljetten en posters, op T.V.‑reclamespots en in advertenties, en we zien het in het tijdschriften en op internetsites. Het is uit onze leefomgeving niet meer weg te denken, het wordt overal bewust waarneembaar gepresenteerd en aan allerlei producten en diensten gekoppeld, omdat de wereld weet hoe te verleiden. Maar laat u daardoor niet voorspiegelen alsof dat nu eenmaal bij het leven hoort (ook ouderen laten zich daardoor gemakkelijk laten bedriegen en meeslepen en niet alleen de jongeren; en jongeren onder ons, laat je daardoor niet in de luren leggen; want dat is nu juist precies wat die man Zimri deed, die zelfs, voor ieders ogen, zo’n meisje het kamp binnen bracht, en zelfs in zijn tent. Hij schaamde zich er niet eens meer voor om voor ieders te handelen. Dat meisje, haar naam was Kozbi, wat in Hebreeuwse oren klonk als “bedriegster”.

      Dat meisje was waarschijnlijk alleen maar geïnteresseerd in seks, en daarom in dienst genomen om klanten te trekken. Je kunt dat vergelijken met hoe gretig allerlei bedrijven vandaag gebruik maken van verleidelijke voorstellingen op reclameborden en bushokjes, om maar iets te noemen, om zo klanten te winnen; en we zouden dan tot de conclusie kunnen komen dat het hier alleen gaat om zonde tegen het zevende gebod (immoraliteit), en het achtste (geldzucht). En dan zou je kunnen zeggen, och, die beide zonden kom je toch altijd tegen, zo is het toch altijd geweest, toch niet alleen op beslissende momenten in de geschiedenis?

      We moeten ons zelf maar niet voor de gek houden, en ons niet laten bedriegen. Want juist zoals dat alles vandaag aan de dag heel gewoon geworden is, hoort het allemaal tot dat complot van Satan, tot zijn pornografische politiek om het zo maar eens te noemen, die hij met name toepast op beslissende momenten in de geschiedenis: vlak voor de zondvloed; toen Israël op het punt stond Kanaän binnen te trekken; toen de prediking van het Evangelie uitging van Jeruzalem naar Rome en verder; en zo ook in de tijdsperiode voor de terugkomst, de 2e Advent van onze Heer, met name aan het einde van die periode, waarin wij wellicht al leven.

      O ja, juist dat we in onze dagen overspoeld worden door een overdaad aan pornografie en perverse en immorele praktijken alsof het heel gewoon is, in lijn met wat in onze samenleving normaal geworden is, dat gaat veel verder dan alleen een gebrek aan fatsoen en wat lossere zeden ten aanzien van het zevende gebod. Ik wil u een citaat laten horen uit een boek van een Amerikaanse predikant, getiteld, De politiek van Pornografie. Hij schrijft: “Pornografie is een plan voor de vernietiging van de mens en van elke voor beschaafd doorgaande maatschappij. Het is een filosofie die zegt dat God dood is, en die uit is op de dood van de mensheid.”

      Hebben ook wij dat in de gaten en daar oog voor? Of zijn we er al aan gewend geraakt en afgestompt voor geraakt? Schamen we ons nog wel voor wat men wel de “Playboy-filosofie” noemt? Of zijn er misschien ook wel onder ons die aan de ene kant belijden dat ze in Christus geloven, maar die tegelijk toch ook wel genieten van seksueel prikkelende beelden, en het misschien wel artistiek, kunst of aantrekkelijke vormgeving van deze tijd noemen als een excuus tegen kritiek daarop?

      In elk geval, zo was het wel toentertijd met veel Israëlieten, daar in Sittim. De gedachte was daar: Kom aan zeg, er is toch niets verkeerd mee om die meisjes een beetje beter te leren kennen? Ze zijn knap en aantrekkelijk, en zo heeft God zelf ze toch geschapen? Ja, maar dat is niet waar! God schiep hen niet als uitdagende sekswezentjes, prikkelend gekleed en “opgedost” om zo verleidelijk als het maar kan daar rond te lopen. Ja, en zo werden de contacten voor ze het wisten meer dan alleen maar zakelijke contacten.

      Nu konden ze natuurlijk verontschuldigend zeggen, ja, maar, vergeet niet dat we nog op reis zijn; we hebben nog geen eigen land en eigen huizen en bedrijven; en daarom zijn wij en onze kinderen toch wel genoodzaakt voorlopig van deze contacten gebruik maken.

 

 

2

 

Ja, en zo werden ze als het ware automatisch rijp gemaakt voor de volgende stap: dat ze mee gingen doen aan heidense feesten. Want deze vrouwen en meisjes, zo lezen we in vers 2, “nodigden hen uit voor de offerplechtigheden van hun goden.” Nu moeten we niet denken dat die meisjes het zo zeiden. Nee, het ging zo. Nu en dan organiseerden die nomadische stammen een gemeenschappelijk gebeuren dat hoorde bij hun cultuur. Zoiets als een kermisweek of een muziekfestival , zeg maar. Dan was er een groot feest, met veel lekkers te eten en te drinken, met opwindende en attractieve muziek en allerlei vermakelijke acts en hoe je die festiviteiten verder kunt opleuken. Het waren de Midianieten en de Moabieten die dat samen organiseerden; maar de Israëlieten waren best ook welkom.

      Ja, waarom eigenlijk niet? De Israëlieten voerden geen oorlog met de Moabieten en Midianieten; alleen maar met de Kanaänieten! Als ze die oorlog gewonnen hadden en in Kanaän zouden wonen, dan zouden ze daar hun eigen wel feesten hebben, in hun eigen stijl en met hun eigen muziek, zoals die bij hun cultuur pasten. Maar dat was nu nog onmogelijk! En dus, waarom intussen dan geen gebruik maken van wat die mensen hun te bieden hadden? Dan kon je toch nog best jezelf blijven, als een gelovige, als een goed kerklid. Toch? En zo gingen ze dan, als schapen naar het slachthuis. En daar stonden ze dan op het feest of festival (om het even in onze stijl te zeggen), en de meisjes van Moab en Midian die kwamen naast hen staan. Er werden lekkere stukken vlees rondgedeeld, en bekers sterke drank. Nou, dat was nog eens wat anders dan elke dag maar weer mannah, en kwakkelen, en alleen maar water om te drinken.

      Nu was het wel zo dat voordat de maaltijd begon er van de wijn een deel geplengd werd voor de goden, en dat het vlees kwam van offers die eerst aan de goden werden aangeboden. Dat zullen de gasten uit Israël wel niet zo leuk gevonden hebben, en ze zullen zich ook wel niet op hun gemak gevoeld hebben dat ze geen gelegenheid kregen om voor ze gingen eten God te danken en zijn zegen over het eten te vragen zoals ze dat thuis gewend waren; maar ja, wat wil je? Daar was de gelegenheid nu eenmaal niet naar. Bovendien, met het eten van dat vlees en het drinken van die wijn hoefde je toch niet gelijk ook de religieuze ideeën te slikken die er aan verbonden waren. Op zichzelf genomen is voedsel en drank toch zeker neutraal?

      Ziet u? Het is net eender zoals men ook in onze tijd wel zegt dat geld en zaken doen, dat de economie en de politiek en het onderwijs en de wetenschap op zich zelf gewoon neutrale zaken zijn. En die Israëlieten, die waren net als veel christenen in onze tijd; ze zagen niet in, of althans ze handelden er niet naar, dat juist al dat gepraat over “neutraal” en dat gepraat over “op zichzelf toch niet kwaad” stamt uit een heidense gedachtewereld. En dus bleven ze zitten. En toen kwam daar de muziek en de beat; daar kon je toch niet stil bij blijven zitten. De meisjes gingen dansen, leuk om naar te kijken. Nou ja, hadden ook Mirjam, de vrouwen en de meisjes van Israël niet gedanst toen ze feest vierden na de doortocht door de Rode Zee? Daar was toch ook niets verkeerds mee, om daar van te genieten?

      Ja, maar er was wel een groot verschil tussen die manier van feest vieren. En dat bleek ook. Het kwam niet van onze Heer, maar van Zijn tegenstander, de Satan, met zijn werktuig Bileam. Het was Satans plan om een wig te drijven tussen de dienst aan onze Heer en het meedoen met de wereld en zo in de greep van Satan te komen. Het volk van God opzetten om de door Hem bedachte afgoden na te lopen en de mensen zo te verleiden en met een leugen te vangen om God minstens op een tweede plaats in hun leven te zetten.

 

 

3

 

Ja, en zo namen ze voor ze het wisten deel aan heidense godendienst, de vruchtbaarheidsliturgie voor de Baal van de Peor.

      Nu moet ik u eerst iets vertellen over de betekenis van zo’n vruchtbaarheidsreligie met de daar bij behorende rituele feesten. Deze heidenen in Sittim geloofden dat alle natuur krachten goden waren. De belangrijkste kracht in het leven was volgens hen die van de vruchtbaarheid. Vruchtbaarheid van de akkers, van het vee, en van de mensen zelf. Om die vruchtbaarheid te stimuleren, moest ook de seksuele kracht altijd versterkt worden. Het prikkelen en uitleven van de seksuele behoefte werd gepromoot. Nu, daarvoor hadden zij de god Baal‑Peor, die we een “seks‑god” zouden kunnen noemen. Baal-Peor zorgde ervoor dat je zonder beperkingen als mens kon genieten van goede seks. Je zou die kunnen vergelijken met onze moderne afgod “de pil”, het condoom, de “morning-after pil of uiteindelijk een abortus, middelen niet bedoeld als geneesmiddel, maar als middelen om alleen maar voor je eigen plezier de kracht van je vruchtbaarheid en het daarbij horende genot zo te manipuleren, dat lustbeleving op zich zelf komt te staan en los van hoe onze goede God dat heeft gegeven. Niet om gezondheidsredenen, maar bedoeld om je seksueel uit te kunnen leven.

      Nu geloofden die heidenen van toen nog, dat in het gewone leven die krachten van de natuur onder controle gehouden moesten worden. Daarvoor moest er toch wel een zeker fatsoen gehandhaafd wor-den, en een aantal taboes onderhouden. Maar zo nu en dan, bijv. in de tijd van carnaval, op je vakantie, of op een weekendfeestje of op het festival, op het eindexamenfeest, het bedrijfsuitje enz. om maar eens wat moderne uitdrukking te gebruiken, dan moesten de natuurlijke seksuele behoefte en spanningen gestimuleerd en de vrije loop gelaten worden, om zo nieuwe krachten op te doen. Met het oog daarop gaf men zich over aan de bovennatuurlijke energiebron waar zelfs de goden aan onderworpen waren, en die bij verschillende volken nog steeds vereerd word. Hier in de westerse wereld met mooie namen als; Second love, Vreemdgaan en ondeugend daten. Of boeken en films als Fifty shades of grey, over vrije masochistische seks waarvan blijkbaar een enorme aantrekkingskracht uitgaat. Maar ook in andere culturen onder daar passende fraaie namen, maar allen gedreven om de seksuele driften uitbundig te kunnen vieren. Die Baal-Peor was de God van de Chaos. De hoofdgod van de vruchtbaarheid.

      Het doel van dat vruchtbaarheidsritueel op het feest van Baal‑Peor was dan ook het stimuleren van hun lusten, door het zich overgeven aan de krachten van Chaos. Je moest jezelf maar helemaal laten gaan in een chaotische orgie, en zo werd je dan als het ware “opnieuw geboren”. Dit uitbundig genieten van de seksuele driften is de logische consequentie van het humanistische geloof, het geloof in de kracht van de mens, en het geloof in de evolutie van de mens, waarin gebruik van natuurlijke driften een belangrijke voorwaarde zijn om verder te komen.

      En zo kwam het dan, doordat die Israëlieten zich dat alles niet realiseerden, of liever doordat ze de duivelse geest achter dat alles onderschatten en dachten dat ze er wel tegen konden, dat gebeurde wat we lazen in vers 1, dat de Israëlieten begonnen zich in te laten met Moabitische vrouwen.”

      Maar laten we dan nu terugkeren tot Paulus’ woorden die we gelezen hebben in 1 Kor. 10:6: “Dit alles strekt ons tot voorbeeld: wij moeten niet uit zijn op het kwade, zoals zij.” En ook dit, in de verzen 11 en 12: “Wat hun overkomen is moet ons tot voorbeeld strekken; het is geschreven om ons, voor wie de tijd ten einde loopt, te waarschuwen. Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt.”

      Deze preek is een heftige waarschuwing. We leven te midden van een ontaard en kwaad geslacht. Toch wil ik niet eindigen zonder tot onze bemoediging en troost in dergelijke verleidingen waar aan we, zowel jongeren als ouderen, met name in onze tijd ook zijn bloot gesteld, ook te lezen wat Paulus eraan toevoegt in vers 13: “U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd; Hij geeft u met de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt door staan.”

      Hoe dan? Door de Heilige Geest, die Christus aan het kruis voor ons heeft verkregen. Hoe? Als we, vol van de Heilige Geest, met ons hele hart zingen, en dan daaruit ook leven,

 

      Wij reizen naar uw stad, o Koning.

      Eén dag is in uw huis mij meer

      dan duizend zonder u, o Heer.

      Ik wil nog liever bij uw woning

      alleen maar aan de drempel staan

      dan bij de bozen binnengaan.

 

      In Israël was het de priester Pinehas die liever aan de drempel van Gods woning stond dan dat hij de bozen hun gang liet gaan in de tent van Zimri.

      Bileam had geprobeerd een scheiding te weeg te brengen tussen God en zijn volk, maar deze priester Pinehas en zijn nageslacht mochten de verzoening dienen tussen God en zijn volk, tot de Advent, de komst van de Grote Priester Jezus Christus, om hun priesterschap te vervangen en te vervullen door zijn eeuwig Priesterschap.

      En zo groot is Gods genade, dat zelfs, voordat Christus zijn offer bracht waardoor Gods toorn definitief werd verzoend, een Moabitische vrouw, Ruth, liever met Gods volk schuilplaats zocht onder Gods vleugels, terwijl velen die deelden in Gods verbond er de voorkeur aan gaven bij de bozen binnen te gaan.

      Als dat al kon onder het priesterschap van Pinehas, dan is dat zeker nu mogelijk, nu Christus, onze eeuwige Hogepriester, de deuren van zijn kerk heeft geopend voor zondaren uit alle volken, en zo ook voor ons.

 

AMEN