LEWISIANA.NL

 

 

Een meester uit Duitsland

 

door Arend Smilde

 

Recensie, verschenen in het Nederlands Dagblad van 29 juni 2012 onder de titel “Het complete gedachtegoed van Lewis

PDF van de gepubliceerde tekst

 

 


 

 

Norbert Feinendegen, Denk-Weg zu Christus. C. S. Lewis als kritischer Denker der Moderne. Ratio Fidei, Band 37. Verlag Friedrich Pustet, Regensburg 2008. 616 blz. ISBN 9783791721460.

 

 

Dikke, wetenschappelijke, boeken in vreemde talen worden niet vaak in deze krant besproken en daar zijn goede redenen voor. In uitzonderlijke gevallen kan het toch zinvol zijn. Zo’n geval is de dissertatie van de Duitse katholieke theoloog en filosoof Norbert Feinendegen (geb. 1968), Denk-Weg zu Christus. C. S. Lewis als kritischer Denker der Moderne.

            Dit boek is een complete, samenhangende presentatie – een soort dogmatiek – van het gedachtegoed van C. S. Lewis. Een prestatie als die van Feinendegen is niet eerder geleverd. Het resultaat is van belang voor iedereen die maar enige sympathie heeft voor het werk van Lewis of een deel daarvan.

            Samenhang lijkt hier misschien juist ver te zoeken. Het werk van Lewis is behalve groot ook heel divers: van kinderboeken en sciencefiction via epische en lyrische poëzie en populaire theologie en filosofische polemiek tot wetenschappelijke standaardwerken en academische redevoeringen, alsook de nodige mengvormen. En ontelbare brieven. Toch is een van de bekende ervaringen van Lewislezers nu juist de speciale manier waarop deze schrijver overal dezelfde is en in zekere zin ook steeds hetzelfde zegt.

            Er zijn nog meer dingen waardoor die samenhang een beetje raadselachtig is. Het is bijvoorbeeld moeilijk te zeggen of Lewis nu een rationalist of een romanticus was. Hij was het kennelijk allebei – de ene eigenschap gaat nooit heel ver schuil achter de andere. En hoe zit het met zijn visie op geloven en denken: ziet hij denken nu als weg tot geloof, of geloof als weg tot denken? Alweer: eigenlijk altijd allebei. En nog zo’n dubbelvraag: was hij te laat geboren of juist te vroeg?

            Leuk, spannend, bijzonder, maar was Lewis niet in wezen een warhoofd?

            Het boek van Norbert Feinendegen geeft de verklaring en het finale bewijs voor de hechte eenheid en samenhang in alle uitlatingen van Lewis. Zowel de grondigheid als de eenvoud van dit kolossale werk dwingen bewondering af.

 

Het grondige zit zowel in de hoeveelheid verwerkt materiaal als in de kwaliteit van de verwerking. Onnodig te zeggen dat Feinendegen alles, maar dan ook alles van Lewis gelezen heeft, inclusief ongepubliceerde of nooit in boekvorm verschenen teksten. Zelfs een verkorte editie van Miracles (Wonderen) uit 1958, gemaakt voor een Amerikaanse uitgever, blijkt waardevolle zinnetjes te bevatten die nergens anders te vinden zijn, dus worden ze geciteerd.

            De manier van verwerking is op het eerste gezicht een beetje dubieus. Feinendegen gaat met het werk van Lewis om zoals sommige theologen vroeger met de Bijbel omgingen: uit alle hoeken en gaten worden bruikbare ‘teksten’ uit naam van het Systeem bijeen geharkt zonder veel aandacht voor hun historische plaats in het geheel of de verschillende soorten context. Een Psalm is echter geen Paulusbrief, en Deuteronomium geen Hooglied. Zo is bij Lewis een Narniaverhaal geen radiopraatje en een college middeleeuwse letterkunde geen antwoordbrief op fanmail. Voor Feinendegen lijkt het allemaal weinig verschil te maken.

            Maar wonderbaarlijk genoeg gaat het bijna altijd goed. De presentatie van het gedachtegoed van Lewis blijft overtuigend. Juist wanneer je let op de verscheidenheid van de geciteerde bronnen, raak je te meer overtuigd van de eenheid en samenhang die Feinendegen aan het licht wil brengen.

            De manier waarop hij de secundaire literatuur over Lewis verwerkt is een verhaal apart. Niet dat hij alles heeft verwerkt, want dat is onmogelijk; maar wel veel. En in de voetnoten (2243 in totaal) polemiseert hij erop los. Zelfs met Owen Barfield, een levenslange goede vriend en sparring partner van Lewis, veegt hij de vloer aan. Soms ook wordt er iemand met instemming geciteerd. Het valt op dat dit relatief vaak Duitse geleerden zijn, net als Feinendegen zelf. Hij droeg het boek postuum op aan zijn ‘eerste filosofieleraar’, Dr. Friedrich Hoh, ‘die mij heeft geleerd C S. Lewis als denker serieus te nemen.’

            Wie had er ooit gedacht dat er zoveel over Lewis te doen was in Duitsland? Ik niet. Vandaar ook dat deze dissertatie uit 2008 pas eind 2011 onder mijn aandacht kwam.

            De eenvoud en overzichtelijkheid van het boek gaan terug op een drietal begrippen. In een essay uit 1941 schreef Lewis: ‘Gezag, rede, ervaring: op deze drie, in wisselende samenstelling, berust al onze kennis.’ Feinendegen heeft deze begrippen opgepakt, de volgorde veranderd in ‘Rede, Ervaring, Gezag’, en dit trio als kader gebruikt voor het hele werk. De Rede krijgt één hoofdstuk, Ervaring en Gezag elk twee. Deze vijf hoofdstukken vormen het boek. Een gelukkige vondst.

 

En zo komt eHMaar alles is dat er een helder licht val tde Denkansatz, de ‘inzet’ van Lewis’ denken aan het licht. Wat is die inzet?

            Het is riskant dit in enkele woorden te willen samenvatten. De titel van het boek, ‘denkweg naar Christus’, is goed gekozen. Maar Lewis zou er meteen bij hebben aangetekend dat de weg in kwestie er eigenlijk niet een van hem naar Christus was, integendeel zelfs, maar van Christus naar hem. Pas toen de ontmoeting had plaatsgevonden – zijn bekering, kort na zijn dertigste levensjaar – was te zien wat zijn eigen denkweg ermee te maken had. Ook werd nu de kloof zichtbaar die er was ontstaan tussen zijn denken en het moderne denken. Vandaar de ondertitel van dit boek: ‘Lewis als kritisch denker van de moderniteit’.

            Christus, de incarnatie van God als mens, was voor Lewis een openbaring in meer dan één betekenis. Christus kennen was het voornaamste. Maar daarnaast was er voor Lewis het licht dat deze kennis werpt op de rest van de werkelijkheid en niet in de laatste plaats op het verschijnsel kennis zelf, het menselijk ervaren, denken en weten; en dan ook op moderne misvattingen hierover.

            De rede was voor Lewis een schone en onmisbare zaak, goddelijk zelfs. De plaats van de rede in wetenschap en staatsinrichting was en bleef voor hem een moderne verworvenheid van de eerste orde. Maar een aantal ‘filosofische grondbeslissingen van de moderniteit’, aldus Feinendegen, vond Lewis voortaan onhoudbaar en rampzalig, en voor de rest van zijn leven bestreed hij die uit alle macht. De incarnatie van God als mens, the Grand Miracle, was daarbij voor Lewis niet zozeer iets om te verdedigen tegenover het moderne denken als wel de enige goede reden om de aanval te openen. Hij zag hier de enige onmiskenbare aanwijzing voor (wat andere christelijke denkers hebben genoemd) ‘het zin-zijn van de werkelijkheid’, inclusief de werkelijkheid van ons denken, ervaren en geloven. De Incarnatieleer was zijn voornaamste, zij het ook vaak verborgen wapen.

 

Als de eenheid in het werk van Lewis zo belangrijk is, had hij er dan niet zelf de nodige duidelijkheid over kunnen geven – een groot, systematisch overzicht van zijn denken, een machtige synthese zogezegd? Misschien. Maar het is niet waarschijnlijk dat hij daar zelf ooit mee aan de slag zou zijn gegaan, ook al was hij veel ouder geworden dan maar krap 65 jaar. Een andere Duitse auteur, de filosoof Uwe Meixner uit Augsburg, schreef onlangs dat ‘de filosofische intuïtie van Lewis weliswaar opmerkelijk juist’ was, maar dat dit feit vaak werd ‘overspeeld, zo niet overspoeld’ door zijn retorisch talent (het Duitse woordspel is goed vertaalbaar). Lewis deed niet aan filosofische systeembouw maar was, zoals het vandaag heet, een ‘grote communicator’.

            Ruim een halve eeuw geleden, in 1959, werd iets dergelijks al opgemerkt door een andere Duitse filosoof, Helmuth Kuhn, die nog met Lewis in briefcontact had gestaan: ‘We kennen wel dat onvoorwaardelijke streven naar de grote vorm waarbij, zoals bij ieder soort fanatisme, mensenoffers worden gebracht en er uiteindelijk in plaats van iets groots een monster wordt gebaard. Je zou Lewis kunnen betichten van een minder bekende en minder ernstige fout: dat hij, die gewichtiger dingen te zeggen had, zich met een te speelse vorm tevreden stelde. Maar dit gebrek, als het dat is, is ontwapenend.’

       Zeker. En nu zijn we bovendien bevoorrecht met een geslaagde presentatie van die gewichtige dingen in de grote vorm. Dat is iets om dankbaar voor te zijn. Jammer alleen dat het in het Duits is gebeurd. De auteur vertelde me dat hij een abgespeckte Version hoopt te schrijven voor een groter publiek, wellicht ook geschikt voor vertaling. Dat is iets om naar uit te zien.